kade1

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

kade 1 zn. ‘oeverwal’

Vroege hypercorrectie is mogelijk, maar aangezien de oudste vormen in de Nederlandse overlevering allemaal een -d- hebben is het waarschijnlijker dat deze oorspronkelijk is. Het lid Kat-, dat wij terugvinden in de naam van verscheidene kustplaatsen, zoals Katham, Kathoek, Kattendijke, Katwijk, Katwoude en Catrijp, waaronder als vroegste betuigingen Cattindic [1214] en Catwijch [1224 kopie 1328], is ook moeilijk gescheiden te houden en niet te vereenzelvigen met de naam van het huisdier. Ook te verbinden is Codanus sinus, kennelijk een latinisering van pgm. *Kōdanaz, dat volgens Plinius de Oudere de inheemse naam is van het kustwater voorbij de Elbe. Dezelfde rekkingstrap verschijnt wellicht tevens in Cothsouwe en Coesand, namen van eilanden die bij Cadzand lagen en in de 13e en 16e eeuw verdronken.

Verder zijn te verbinden zwits. chett ‘houten waterweg, getimmerde ruimte waar de raden van een watermolen in draaien’ en ohd. ketti ‘grafkamer’ (beide van pgm. *kadja-, met als vermoedelijke betekenis ‘beschoeiing, beschot’, oorspronkelijk van een oever), alsook mnl. kedel ‘groot schip’, on. kaðall ‘scheepstouw, ankertouw’, nnl. koet (in meerkoet en zeekoet) en gron. kouer ‘waterhoen’. Tevens te overwegen is het eerste lid van de Engelse samenstelling codfish ‘kabeljauw’, die vanaf de 13e eeuw is overgeleverd en dan te vergelijken is met nnl. klipvis, nno. klippfisk ‘gedroogde kabeljauw’, naar de gewoonte om deze op de klippen te leggen. Anders zou codfish oorspronkelijk een algemene benaming kunnen zijn voor ‘baai-vis’ of ‘zee-vis’ i.t.t. zoetwatervis.

Het is mogelijk dat al deze woorden afsplitsingen en afleidingen zijn van één enkel oorspronkelijk paradigma *kōdō, gen. *kattaz, dat. *kadeni, met een betekenis als ‘kust, oever, baai’. Vergelijk *hōdō, gen. *hattaz, dat. *hadeni, vanwaar o.a. nnl. hoed, ne. hat en on. heðinn (Kroonen, 2011).

(Noordelijk) Oudfrans cai-, kay zou dan een vroege ontlening zijn van Oudfrankisch *kado, de voorloper van mnl. kade, cade, kae, met een vormontwikkeling die we bijv. ook zien in Latijn catēna ‘keten’ > Vulgair Latijn / Romaans *cadēna > Oudfrans chaiene > Frans chaine (naast noordelijk Oudfrans *kaiene > noordelijk Frans quainne). De Franse vorm verspreidde zich vervolgens weer noordwaarts om daar te wedijveren met de inheemse, klankwettig Nederlandse vormen.

Buiten het Germaans is kade e.d. vervolgens te verbinden met Sanskriet gāyati ‘(hij) zingt’, Litouws gíedu (giedóti) ‘zingen’ en Oudrussisch gaju (gajati) ‘krassen, van raven en kraaien; spreken met schorre stem’, van pie. *g(u̯)eH(i)- (LIV2 183). De oorspronkelijke verwijzing ware dan naar het geluid van de branding. Vergelijk hoe on. gjálfr ‘lawaai, golf’ en mnl. gelve ‘golf’ wel verwant zijn aan on. gala ‘zingen’ en mnl. galen ‘lawaai maken’.

[O.E.C. van Renswoude]


Verwijzing: Kroonen, G., The Proto-Germanic n-stems (Amsterdam, 2011)



De 'zekere vindplaatsen' kunnen licht worden geantedateerd tot 1356 "op die Goudwal op die westzijde dicht te houden tot Claes Dorrekijns kade toe" [1]. Het woord wordt ook vermoed aanwezig te zijn in de naam "Willemo Cade" (1135-1154, [2]) en het woord "kāda" (12e eeuw, [3]).

-- AE