vonder

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

vlonder zn. ‘plankier’ Mnl. vlonder ‘dwarsbalk van het houten kruis van Jezus’ (ca. 1400), vlonger ‘slootplank, smal bruggetje’ (1435, Keuren van Schieland), Nnl. vlonder ‘plank over een sloot’ (1580), vlunder (1682, Hollands). In moderne dialecten alleen in Noord- en Zuid-Holland.

vonder zn. ‘losse brug’ Oudnederlands -fundre in de plaatsnamen UUerfundre ‘Weervonder’ (1186, Vlaams-Brabant) en Ghetfondera, Ghetvondera ‘Geetvondel’ (1146–1152, kopie ca. 1265, Vlaams-Brabant); Middelnederlands Egbertus de Vondre (1280; Debrabandere 2003), vondere ‘smal bruggetje’ (1294, Mechelen). Nieuwned. vonder ‘bruggetje’ (1510–1519), vonder ‘balk bij diverse ambachten’ (1707).

vondel zn. ‘losse brug’ Vmnl. veldnamen ter vondelen (Oudenaarde, 1278–1282), ten scapsvondele ‘Op de Schaapsvondel’ (Vlaams-Brabant, 1297), persoonsnaam Vondelmans (1340; Debrabandere 2003: 1281). Nnl. vondele (1557). In de oudste fasen is vondele vooral Zuidnederlands, vergelijk de Antwerpse afstamming van Joost van den Vondel.

In moderne dialecten kwam of komt vondel her en der voor naast het overheersende vonder in Holland, Utrecht, Gelderland (tussen Utrecht en de Veluwe vonger), Overijssel, Drente, en Noord-Brabant, overal zonder umlaut. In Limburg en het Ripuarisch alleen vonder. Verwanten: Middelnederduits vunder ‘steeg’.


Over de etymologie zijn de meningen verdeeld. Terwijl sommige woordenboeken denken dat vlonder een bijvorm is bij vonder (Franck/van Wijk 1912), zien andere daar twee geheel verschillende woorden in (de Vries 1971). Mij lijkt het eerste veruit het waarschijnlijkst. De betekenissen zijn identiek, maar vonder/l is het oudere woord terwijl vlonder recenter en veel beperkter verspreid is. Dat wijst erop dat vlonder op vonder is geënt, bijvoorbeeld door overname van vl- uit vloer. De alternatieve etymologie die de Vries voor vlonder geeft, namelijk, identiteit met de vissoort vlonder ‘bot, schol, platte vis’, overtuigt niet.

Zowel vondere (Onl. fundra) als vondele zijn oorspronkelijk vrouwelijke zn. Welk van de twee de meest oorspronkelijke vorm is, is niet te zeggen. De r-vorm wordt weliswaar 100 jaar vroeger aangetroffen dan de l-vorm, maar dat kan toeval zijn. Zowel de reconstructie *fund-lō- als *fund-rō- passen bij gangbare typen van Proto-Germaanse afleidingen.

De basis *fund- is bekend als ablautvariant van het werkwoord vinden, en komt o.a. voor in Oudsaksisch fundōn ‘zich begeven naar’, Oudengels fundian ‘nastreven’ < PGm. *fundōjan- ‘proberen te vinden’, en Oudhoogduits funten ‘omhooggaan, zich opmaken’ < *fundjan-. WGm. *fund-lō-/-rō- zou daarbij oorspronkelijk ‘verbinding’, ‘toegang’ of ‘weg naar’ hebben kunnen betekenen.

Van de Indo-Europese wortel *pent-, *pnt-, waarvan Germaans *finϸan ‘vinden’ afstamt, is ook het woord *pont-, *pnt- voor ‘weg, pad’ afgeleid, waar onder meer Latijn pōns ‘brug’, Grieks pátos ‘weg’, póntos ‘zee’ vandaan komen. Dat woord is in veel takken van het Indo-Europees bekend, maar niet in het Germaans. Naamvalsvormen met de vorm *pnt- zouden in het Germaans (in pretonische positie) *fund- opleveren, zodat *fund-lō-/-rō- ‘vondel/r’ ook direkt van het woord voor ‘weg, pad’ zou kunnen zijn afgeleid, bijvoorbeeld als l-verkleinwoord (zie voor de betekenis ‘brug’ ook het Latijn). Maar gezien de afwezigheid van het basiswoord *p(o)nt- in het Germaans, en de beperking van vonder/l tot het Nederlands en Nederduits, houd ik bij deze laatste mogelijkheid een paar slagen om de arm.--Mdevaan 1 nov 2015 20:28 (CET)

Bronnen: Frans Debrabandere. 2003. Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk. http://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/kaart/dialectkaart.html?id=26160 http://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/kaart/dialectkaart.html?id=26161 http://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/kaart/dialectkaart.html?id=26183