uitbreiden
Uitbreiden (1526 WNT) 'uitspreiden, vergroten'. Afgeleid van duits ausbreiten (van aus 'uit' en breit 'breed'), voor het eerst gebruikt in 16e-eeuwse Bijbelvertalingen.
--AE
Uitbreiden (1526 WNT) 'uitspreiden, vergroten'. Afgeleid van duits ausbreiten (van aus 'uit' en breit 'breed'), voor het eerst gebruikt in 16e-eeuwse Bijbelvertalingen.
--AE