pertang

Uit Etymologiewiki
(Doorverwezen vanaf pourtant)
Ga naar: navigatie, zoeken

pertang (pourtant) bw. ‘nochtans, toch’

Ontleend aan Frans pourtant ‘nochtans, toch’. Het Franse woord duikt ca. 1160 op in de betekenis ‘daarom’ en krijgt de betekenis ‘nochtans’ ca. 1445 (TLFi, s.v. pourtant). Pourtant is een samenstelling van pour ‘voor’ (Oudfrans por of pur, van het Latijnse pro) en tant ‘zo veel’ (van het Latijnse tantum).

In de vorm pertang wordt de Franse nasale klinker /ɑ̃ː/ benaderd door de Nederlandse cluster /ɑŋ/ te gebruiken. Aangezien vele dialecten de /ŋ/ op het einde van het woord tot /ŋk/ omvormen (vgl. de uitspraak van ding als /dɪŋk/), vindt men ook vaak de transcriptie pertank. De vorm pertanks die F. Debrabandere in zijn West-Vlaams etymologisch woordenboek (2002) vermeldt, heeft het bijwoordelijke achtervoegsel -s.

Hoewel het woord in P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997) pas in 1895 gedateerd wordt, moet het gezien zijn wijde verspreiding in de Zuid-Nederlandse dialecten eerder ontleend zijn. We vinden het woord bijvoorbeeld al in 1838 in een voorbeeld van het Kortrijkse dialect: En ge n'het pertang nog nooit miin vriende getrakteer! (Snellaert, F.A., ‘Proeven van Belgisch-Nederduitsche dialecten. VIII. Dialect van Kortryk’, Belgisch Museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands, deel 2 (1838), p. 426).

Hoe wijd verspreid het woord in 1884 geweest moet zijn, blijkt uit een klaagzang van de dialectoloog Johan Winkler (1840-1916): En dan al die uitroepen en tusschenwerpsels! al die tiens-donc! voila! c'est-ca! eh-bien! allons-donc! fi-donc! enz. en dat onophoudelijk gebruikte pourtant (velen zeggen pertank) midden in eene vlaamsche zinsnede, tusschen vlaamsche woorden te pas, of liever te onpas gebracht! Dat is ergerlijk voor kiesche ooren. (Winkler, J., ‘Land, volk en taal in West-Vlaanderen. II’, De Tijdspiegel (1884), p. 161).

Als we kijken naar attestaties van pourtant in de DBNL, dan zien we dat het woord initieel nog duidelijk als Frans wordt aangeduid: Et pourtant zy de wale (De Dene, E., Testament Rhetoricael (1561; ed. 1976-1980), p. 55). In 1807 lezen we het in een weergave van het met Frans doorspekte taaltje van een weduwe uit Brasschaat: Maor pourtant zai was er ien wainigsken fière (Loosjes, A., Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst, deel 4 (1807), p. 321). Iets later, in 1816, is het woord zonder meer deel van volks (Gents) taalgebruik: 'T es pourtant azoo, t'geen dak uy zegge (Broeckaert, K., Jellen en Mietje (1816; ed. 1992), p. 60).

-- YA