impresario

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Oudere attestaties (dan 1847):

  • Napels in het jaar 1843, in Vaderlandsche Letteroefeningen (1844) [1]: "Nu willen mijne kameraden en de Signor Impresario mij hierbij behulpzaam zijn, door mij de voorstelling, waarmede het tooneel weder geopend zal worden, tot mijn benefiet te geven."
  • Piet Bogcheljoen: Een straatliedje. In De Gids (1846) [2]: "...den jongen, zoo we in Frankrijk waren, en ik een Impresario ware geweest, misschien in plaats van een' goed ambachtsman een' halfbakken kunstenaar had kunnen doen worden."

-- AE