wichelroede

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Samenstelling uit wichelen 'voorspellen, waarzeggen' en roede 'stok'.

WNT: Eerst sedert het begin van de 18de e. aangetroffen, eert. vaak in de spelling wigchelroede en voorts ook in spellingen als wicchelroede, wicghelroede, wiggelroede en wighelroede.

Overigens blijkt uit een internetzoektocht dat het woord wel degelijk ook in de 17e eeuw al gebruikt werd, getuige volgende attestaties:

  • "Een Man, die over einde staet, en nae een Vogel siet, die in de locht vlieght, houdende in d'eene hand een Wicchel-roede." - Dirck Pietersz. Pers: Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, 1644.
  • "Brief van Antony van Leeuwenhoek aan Pieter Rabus, waar in gehandeld word van ... Nog iets van de Wigchelroede" - P. Rabus: Boekz. van Europa, Julij en Augustus 1696.
  • "De koningin die op alle ydele, en naukeurige wetenschappen, als de Scheykonst, Sterrekonst, en wighelroede als verzot was ..." - anoniem: Het leven en bedryf van Christina, koninginne van Sweeden, 1697.
  • Nodige verantwoording voor de Heer Pieter Rabus, en juffr. sijn huysvrouw, tegens de Amsterdammers en Haarlemmers, niet gelovende de werking der wichelroeden - titel anoniem drukwerk uit 1697

-- AE