ietsepietsie

Uit Etymologiewiki
Versie door AndreBot (overleg | bijdragen) op 24 jun 2012 om 06:43 (auteur(s))
Ga naar: navigatie, zoeken

Diverse attestaties van voor 1950:

  • Het nieuws van den dag voor Nederlandsch Indië 26-07-1913: "een klein ietsepietsje boffen"
  • De Tribune 16-01-1922: "Een ietsiepietsie ontroering in de zaal"
  • Nieuwe Rotterdamsche Courant 19-05-1922: "Ze zijn aan het slot een ietsepietsje ontnuchterd"
  • De Gemeenschap 1930[1]: "een ietsepietsie donkerder"
  • Limburger Koerier 07-10-1938: "...had ik ... nog best een ietsiepietsie sjans"

In bovenstaande attestaties functioneert "een ietsepietsje" als telwoord. Als werkelijk zelfstandig naamwoord wordt het aangetroffen in:

  • Ernst Kos: "Een kans-kans?!" In: Nieuwsblad van Friesland. Hepkema's Courant 27-05-1936: "Is 't te hopen, dat U ditmaal // Eens de kans grijpt, die men biedt, // En een ietsepietsie door de Excellente vingers ziet!"
  • Jan Greshoff: Legkaart 1947[2]: "zonder iets, het kleinste ietsiepietsie, het geringste stofje"

-- AE