beginnen

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

beginnen ww. ‘aanvangen’

Aangezien *-ginnan- vanouds enkel met voorvoegsel voorkomt is het aannemelijk dat dit ook voor de voor-Germaanse vorm gold. Aldus kunnen we met Kroonen (2013) overwegen dat het met grammatische wisseling teruggaat op de wortel pie. *ken- ‘beginnen, ontstaan’ (LIV2 351), bekend van onder meer Sanskriet kanī́na- ‘jong’, Grieks kainós ‘nieuw, onverwacht’, Latijn recēns ‘nieuw, fris, jong’ en Oudiers cinim ‘beginnen’.

Het is vervolgens mogelijk dat nnl. beginnen niet pgm. *bi-ginnan- voortzet, maar met een ander voorvoegsel pgm. *ba-ginnan-, ouder *ba-genwan-, en dat dit uiteindelijk is ontwikkeld uit pie. *h2po-kén-u-e-, een u-presens naast Oudkerkslavisch počęti ‘beginnen’ uit pie. *h2po-kén-e-.

Dit *h2po-, dat in (voor-)Germaanse streken al vroeg versteende en zodoende ook grammatische wisseling kon ondergaan, schuilt vermoedelijk ook in onder meer pgm. *fanhan- ‘vangen’ uit pie. *h2pó-h1n̥ḱ-e- bij *h1neḱ- ‘nemen’ (Scheungraber, 2012). Het is eigenlijk een verbogen vorm van een oud voorzetsel/bijwoord dat ook ten grondslag ligt aan enerzijds pgm. *aba ‘af’ uit pie. *h2epó en anderzijds pgm. *fanē ‘van’ uit pie. *h2pó-neh1.

Aan de andere kant, ohd. inginnan en mnl. ontginnen e.d. betekenden naast ‘aanvangen, ontstaan’ ook ‘openen, opensnijden, verwonden’ enzovoort. Aangezien de betekenis ‘aanvangen, ontstaan’ zich kan hebben ontwikkeld uit ‘openen’, zoals bijvoorbeeld ook bij openen en Frans ouvrir is gebeurd, is pgm. *-ginnan- wellicht eerder langs ouder *-ginwan- de voortzetting van pie. hh2i-nu-e-, een nu-presens bij pie. ǵheh2i- ‘opensperren, gapen’ (LIV2 173). Vergelijk daarvoor hoe pgm. *rinnan- ‘rennen, vloeien’ langs ouder *rinwan- teruggaat op pie. *h3ri-nu-e-.

Deze duiding is des te aannemelijker door het voorkomen binnen het Germaans van onder meer oe. ginn o. ‘afgrond, wijd uitspansel’, ginn ‘wijd, ruim’, on. ginn- ‘wijd, groot’ < pgm. *ginna-, alsmede ohd. ginēn ‘gapen, openstaan’ (nhd. gähnen), oe. ginian ‘id.’, on. gina ‘id.’ < pgm. *ginēn- en oe. begīnan, tōgīnan ‘gapen, openstaan’, on. gína ‘id.’ (nno. gina) < pgm. *gīnan-. Vergelijk ten slotte Ginnungagap, de naam van de gapende oerleegte waaruit de wereld is ontstaan volgens het Oudnoordse scheppingsverhaal.

[O.E.C. van Renswoude]


Verwijzingen: Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013), Scheungraber, C., “Univerbation of prefixed verbs in the prehistory of Germanic: Goth. fraisan ‘to tempt’ and Gmc. *fāha-/fanga- ‘to catch’, paper voorgedragen op de 14. Fachtagung der Indogermanische Gesellschaft (Kopenhagen, 2012).