baarmoeder

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

baarmoeder zn. ‘uterus’

Hier is geen sprake van een bijzonder gebruik van moeder, maar van een afzonderlijke afleiding van dezelfde wortel. Het onderscheid is duidelijk tussen ohd. muoter v. ‘moeder’ en muodar o. ‘buik’ (Kroonen). Ten grondslag ligt enerzijds pgm. *mōder-, anderzijds pgm. *mōþra-, van pie. *meh2-ter- en *meh2-tro-. De tweede beantwoordt aan Grieks μήτρα v. ‘baarmoeder’ en is gevormd met het instrumenta vormende achtervoegsel *-tro-, *-treh2-. De wortel is *meh2- ‘groeien’, waarvoor zie nnl. moeder.

[O.E.C. van Renswoude]


Verwijzing: Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)