Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden: verschil tussen versies

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 4: Regel 4:
  
 
[[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/A|A]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/B|B]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/C|C]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/D|D]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/E|E]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/F|F]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/G|G]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/H|H]]
 
[[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/A|A]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/B|B]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/C|C]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/D|D]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/E|E]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/F|F]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/G|G]] - [[Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/H|H]]
 
==F==
 
'''[[fatik]]''' in Vlaanderen: gevangene die in de gevangenis als speciaal, en begeerd, baantje heeft voedsel rond te brengen
 
 
'''[[farmacomanie]]'''
 
 
'''[[feestvarken]]'''
 
 
'''[[felbegeerd]]'''
 
 
'''[[felicitatie]]'''
 
 
'''[[filodeeg]]''' wellicht via het Engelse filo dough geleend (in het Engels wordt het al gebruikt sinds 1950), en het gaat terug op het modern Griekse woord fillo of philo (dat is een transcriptiekwestie) 'blad', dat teruggaat op het klassiek Griekse phullon 'blad van een plant'. Filodeeg is dus hetzelfde als het Nederlandse bladerdeeg.
 
 
'''[[flessen]]''' oplichten
 
 
'''[[fluisterbroek]]'''
 
 
'''[[foefelen]]'''
 
 
'''[[foeksen]]''' Gelders woord voor door elkaar hutselen, foeks = andijvie
 
 
'''[[fom]]''' dikke vrouw
 
  
 
==G==
 
==G==

Versie van 22 jun 2014 om 00:53

Op de etymologiebank is aan gebruikers de mogelijkheid geboden een melding te maken van woorden die ze hebben opgezocht maar die nog niet zijn opgenomen in de etymologiebank. Hieronder een lijst van deze woorden. Iedereen is van harte uitgenodigd op de Etymologiewiki de etymologie van deze woorden te beschrijven of een eerste aanzet daartoe te doen. Belangrijk is om te beginnen vast te stellen wanneer het woord voor het eerst in het Nederlands is gebruikt. Het eerste voorkomen kan bijvoorbeeld worden opgezocht in de historische krantenbank van de KB of de historischekrantenpagina.

Lijst van gemelde woorden waarvan de etymologie ontbreekt:

A - B - C - D - E - F - G - H

Inhoud

G

gaardenier

gastrulatie, gelezen in een artikel over celmechanica in De Groene Amsterdammer

gatsie

gebeiteld zitten

geboeid

geek

gek als een deur

gekapperd in Gekapperde Kalfsvoet (arisarum vulgare), een plantje uit de aronskelkfamilie.

gekneist in de betekenis van: doorkneed zijn in. Ben je gekneist in het omgaan met het programma Exel, dan...

geld stinkt niet (en/of: pecunia non olet)

gelijkheid, gelijkwaardigheid

geneuzel

genootschap

gentrificatie

gepassioneerd

geserreerd

gevankelijk

gewichtig

gieter antedatering in: Comptes de l'argentier de Charles le Téméraire, duc de Bourgogne, 1470: Ghieter (oudste datering was tot nu toe ghieter -haustrum: lignum excavatum quo hauriunt nautae aquam ad irriganda vela, KIL. [1588]

Kan iemand die meer weet van Frans controleren of dit de juiste betekenis van 'gieter' is? Het citaat luidt "...pour une bende de fer, une corde et ung ghietre" [1] - Andre 31 jul 2013 12:15 (CEST)

gifgroen

gillende keukenmeid

godsnakend

graf: zich omdraaien in zijn graf

griezelig

grijpgraag

Gringo

Groningen

grootgrutter = eigenaar/ exploitant van een supermarktketen: in de jaren 1950 door Marten Toonder in zijn Heer-Bommel-strips gecreëerd personage Grootgrut ( handelaar in fijne comestibles: dus een dure kruidenier) als archetype/ karikatuur van de kleine middenstander; van deze naam afgeleid: jaren 1980: grootgrutter = Albert Heijn en later andere supermarktketens. "DE"Grootgrutter = nog altijd Ahold/ Albert Heijn.

grutter = oorspr. handelaar in grutterswaren ( gort, bonen, meel etc.) vandaar: kruidenier (19e eeuw); voor de etymologie kan verder naar het lemma: grut worden verwezen;

H

haal 'slag met een zwaard, pennenstreek'

haalbare kaart

haarscheur

haartje betoeterd, in: ben je een haartje betoeterd!

handelbaar

handlichting

hansaplast

hashtag

hasteflats, hatsiekidee

heikneuter onbeschaafd, wat onnozel iemand

heerlijkheid zoals in de bijbel

heilig moeten

heksenjacht

heksenketel

heksenmeester, duivelskunstenaar

heroïsch

herpakken, zich

heterotopie (Foucault)

hielstijf (hielstuk): in de jaren ‘40 en ‘50 werkte ik in de maatschoenmakerij en daar gebruikten we dat woord voor contrefort. Bij U heet dat hielstuk.

hilarisch

hinderpaalvoor zover ik kan zien komt het woord sinds begin 17e eeuw voor maar al direct in overdrachtelijke betekenis; pas in de 19e eeuw vinden we, zelden, ook de letterlijke betekenis. Waarschijnlijk is het woord direct overdrachtelijk gebruikt, en waarschijnlijk dan om een woord uit een vreemde taal - Latijn of Frans - mee weer te geven (obstakel of iets dergelijks): in de 17e eeuw zocht men heel veel purismen ter vervanging van vreemde woorden.

hoedje: zich een hoedje schrikken

hoefijzer

hofleverancier

hologram

hondenwacht vertaling is van het Engelse dog-watch. “aldus genoemd omdat men aan land gedurende dien tijd het bewaken van huis en erf aan zijn hond overlaat” (WNT)

hondenweer

hoogte: op de - zijn/houden Leenwoordenboek: "De Franse revolutie aan het einde van de achttiende eeuw heeft vrijheid, gelijkheid en broederschap (liberté, égalité et fraternité) gebracht, evenals op de hoogte (van de omstandigheden) zijn (être à la hauteur de la révolution of des circonstances) -- waarschijnlijk heeft Robespierre dit eind 1792 als eerste gebruikt." Op de hoogte houden is daarvan dan weer een uitbreiding. Overigens past de uitdrukking ook bij historische betekenisverschuivingen binnen het Nederlands.

hoogtezon waarom hoogte? Duits is Höhensonne. De hoogtezon is in Duitsland uitgevonden in 1904 (door Richard Küch). Aan de Höhensonne werden dezelfde gezonde eigenschappen toegekend als aan de zon in het hooggebergte, vandaar die naam. In Nederland heeft men dat dus overgenomen.

hooiwagen (insect)

'houtopstand

horzik, hoorzik: op diverse plaatsen in Brabant kom je dit als wijk- of straatnaam tegen. Waar komt dat vandaan of wat is dat?

hussen

huwelijksbootje

huzarenstukje

hypochonder

I

iets in het snotje hebben

ietsist

ijsbergsla

implementator

inanitie

in de steek laten

individualisme

inlegwerk

in spe

J

jaagpad

jaartal

jarige Job

jejunumgaat terug op middeleeuws Latijn ieiunum, de onzijdige vorm van het bijvoeglijke naamwoord ieiunus ‘leeg’, omdat dit deel van de darm bij ontledingen in het algemeen leeg is (misschien omdat het leegloopt als iemand ligt).

je-van-het

jodenlijm speeksel

jodenplint, joodse plint stukadoorsterm, bepaald soort plint

jodenvet speeksel; ook: bepaald snoepgoed, als bijproduct van de aardappelstroopproductie. Wil Sterenborg: jodenvet. Tilburg. Winkeltje in Tilburg. De zoete inval. Jodenvet = gemaakt van afvalproduct van de suikerbietenindustrie. Waarom jodenvet genoemd? Omdat het zo sterk was dat er van een afvalproduct nog geld gemaakt werd. Werd ook wel jodensuiker, jodenvergif of jodenbrokken genoemd. Maar is niet altijd precies hetzelfde snoep

jufferblok maritiem. Houten blok met 3 gaten waardoorheen lijnen worden geregen als onderdeel van een takel waarmee het staande wand wordt gespannen, de zg reep.

K

kaleiten, kalleiten, ruw bepleisteren van een muur met een mortelspecie.(Roeselaars)(Midden West-Vlaanderen)

kal(l)isj geven, harde trap tegen een bal geven. Vanwaar komt dit woord uit het Tiens dialect?

kamprechter

kaninefaten

kapitalisme

kaplaars

karabijnhaak

kassiewijle

katjesavond. Dit is de woensdagavond voor geliefden met een weekeinde-relatie. Op internet wordt deze term incidenteel gebruikt, ik ken hem van hier uit de buurt (gemeente Bronckhorst).

kavelingen

kernbom

kicksen voetbalschoenen

kievitsboon

kift

kijkbuis

kiksaus

kleinkind

klootjesvolk. Ik heb altijd gedacht dat het woord "klootjesvolk" verband had met het grootgrondbezit. Een "kloot" aarde is het kleinste stukje grond wat je kunt bezitten, namelijk de kloot aarde waar je op staat, of de kloot aarde waar je huisje op staat. Meer grond bezit je niet. Misschien is het interessant om dat eens te onderzoeken.

  • 'Klootjesvolk' heeft al een pagina, daarom doorgestreept. Wel staan daar verschillende mogelijke verklaringen, dus als iemand nadere informatie heeft is dat natuurlijk nog altijd welkom. - Andre 8 sep 2011 09:38 (CEST)

klopjacht

kniptor

koekepeer

koekruid (Vaccaria hispanica)

koeienletters

koffie verkeerd WNT: verkeerde koffie of koffie verkeerd, in het eerste kwart der 20ste e. overgenomen uit duitsch kaffee verkehrt, koffie met veel melk er in. Verkeerde koffie, koffie verkeerd: de drank koffie, waarbij de verhouding tusschen de bestanddeelen is omgekeerd, t.w. veel warme melk met een weinig koffie. || De zon schijnt prettig tegen de gevels, de winkels zijn open, voor de enge koffijhuizen beslaat de op elkander gepakte menigte de volle ruimte, bezig met het genot van haar eenvoudig ontbijt, van hare regte of verkeerde koffij, KNEPPELH. 10, 212 [1862].


koffiebroodje

kojangen Betekenis: slingeren van het schip. Kojang = 23 pikol. Hoe is het van gewichtseenheid tot werkwoord slingeren gekomen? (op meerdere plaatsen in deze betekenis gevonden)

Ik kan de betekenisontwikkeling nog niet verklaren, maar heb wel andere gegevens gevonden. "Kojang" is oorspronkelijk maleis kojan, de verschuiving -n -> -ng is door Europeanen gemaakt onder invloed van andere maleise woorden op -ng. Verder is de vergleijking 1 kojang = 23 pikol te simplistisch: Volgens deze pagina verschilt de waarde in verschillende delen van Zuidoost-Azië.

koningsblauw

koppeltjeduikelen, koppeltjeduiken, kopjeduikelen, kopjeduiken, kopjebuitelen

koptelefoon

korenwijn

korenwolf

koukleum

krankjorem

kroonluchter tweede helft 19e eeuw, ontleend aan het Duitse Kronleuchter?

kroonprins

kroonsteen

kuierlatten

kunstgreep

kurkdroog

kwakel voetbrug, ook plaatsnaam

kwatong, kwatongen,kwadetong Belgisch-Nederlands: persoon die kwaad of slecht spreekt over iemand, achterklap, klappei ruziestoker

kwelgeest

lammergier

lampetkan

landgraaf

langszij

lazerusklep, hij heeft een mond als een Lazerusklep = hij praat aan één stuk door en weet niet van ophouden

leegloper

lekker, in uitdrukkingen in combinatie met 'niet', of 'wel', etc. (Lekker niet, lekker wel, lekker toch, etc.)

lekker puh

leplam

leplazerus (schrikken)

leuning: natte -, mijn neef heeft in de jaren 50/60 bij de holland amerika lijn gewerkt. ook zijn echtgenote heeft in de havens van rotterdam gewerkt (sealand/maerks). zoals zo vaak hebben veel beroepen zo hun eigen jargon: zeelieden, booreilandpersoneel etc. van hen vernam ik de volgende uitdrukking: "daar kan ik geen natte leuning van krijgen!" het hoe en waarom van deze uitdrukking konden zij (ook) niet uitleggen, anders dan "kan me niet boeien" of "moet ik daar nu enthousiast over worden?" etc. zegt deze uitdrukking u iets, waar komt ze vandaan, waarom nat, waarom leuning etc.

leven lang leren

levenslust

lichting van militairen

lik op stuk

Limburg

liminaal

lipbloem

logos

lolletje

loopneusOuder was lopende neus. Lopend betekende ook stromend en werd gebruikt voor vocht afscheidend; het Woordenboek der Nederlandsche taal vermeldt: 6) Van Loopen, 12). Stroomend, niet stilstaand, in beweging. — Van ontstoken oogen en ooren, open wonden, en derg. Vocht afscheidend, etterend, dragend. || Segt God niet Ick sal mijn eere een ander niet gheuen? Waerom stellen wy dan den eenen, een beschermer voor die pestelencie ..., den anderen een Maerschalck, voor de vallende sieckte als S. Ian den dooper, den derden een medecijn meester der loopende gaten, als S. Quirijn? GNAPHEUS, Tob. 86. Het saedt met water van Nachtschade gebruyct, is goet inde wtwendige loopende gaten ende seeren, DODON. 124 b [ed. 1608]. De selve Bercken schorssen gebrant droogen ende heylen de loopende oft tranende beenen, als den roock van de selve daer aen comen mach, 1408 b. Hy (wiesch) het bloet van zijn loopende oogh af, dat hem uitgeboort was, VONDEL 5, 200. Als de Mensche heel oudt wordt, wordt hy dan niet ... vol van lemten en ghemelijckheden ... ? Men vindt hem veeltijds ... in 'thoecxken vanden haert sitten, met lopende ooghen, met een druppende neuse enz. , SPRANKHUISEN 8, 12 b. Kevelpijn is zoo veel als tandpijn ...; de Koeijen zijn er ook vatbaar voor. Men ontdekt die kwaal bij haar dadelijk uit het zwellen der klieren, uit verloren eetlust en loopende oogen, BERKHEY, N. H. 8, 20. Een loopende been hebben, DE BO. Een loopend oor.

luizenleven

mafketel

manifestatie

mariadistel (Silybum marianum)

[[markgrond]

marlijn synoniem maikara: kleine soort zwaardvis.

mattie

mediocre

medisch

meemaken

meerstal waterplas of meer in de hoge venen

melanoom

meldplicht

meneer de koekepeer

mensenrechten

mentaliteit

mercurochroom

misbruik

misverstand

mitsdien

mnemonisch

moedeloos

monarchisme

monocultuur

moorddadig

moordegerst brabants, Vlaamse gaai, klapekster

moralist

motsneeuw

motivatie

muiter (in de betekenis van boekbeslag, boeksluiter)

musketkransje (WNT en GVD geven verschillende verklaringen)

naast zijn schoenen lopen (uitdrukking, een te hoge dunk van zichzelf hebben)

nadar (dranghek) eponiem volgens Van Dale

nadenken

naijver

naverwant

neonaticide

niche

non-actief

nonnenvot bepaald gebak; een andere verklaring geeft http://nl.wikipedia.org/wiki/Nonnevot: Nonnevot (Limburgs voor de kont van een non. Soms: nonnenvot) of strik is een typisch Limburgs gebak(je) in de vorm van een lus met een losse knoop. Het gebakje komt oorspronkelijk uit Sittard, en wordt traditioneel met carnaval (Vastelaovend) of Nieuwjaar gegeten. Tegenwoordig vinden nonnevotten het hele jaar aftrek bij de Limburgse bakker. Nonnevotten bestaan uit meel, gist, melk, zout, boter, basterdsuiker en (zonnebloem)olie of reuzel, en worden gefrituurd. Het gebak is al zeer oud, want in 1676 werd het al aangeboden aan de Franse bevelhebbers die de stad Sittard wilden innemen. Waar de naam ‘nonnevot’ precies vandaan komt is niet geheel duidelijk, want er zijn verschillende verklaringen voor deze merkwaardige naam in omloop. Eén van deze verklaringen is dat de zusters Franciscanessen, die tussen 1600 en 1700 een klooster hadden in Sittard, dit frituurgebak gaven aan mensen, die lompen en vodden brachten waarvan de opbrengst voor de armen bestemd was. Een andere verklaring luidt dat de naam afkomstig is van de strik die nonnen vroeger op hun achterwerk (oppe vot) droegen. In Heerlen noemt men een nonnevot ook wel sjtrikke' of 'poeffele'. Dit moet nader uitgezocht.

levenslied

liberalisme

lid in de uitdrukking een lid of zes. In een oud liedje over de Garnalenvisserij in Volendam kwam ik de uitdrukking 'een lid of zes' tegen. Het liedje heet: De Garrenkwak en de derde regel daarvan luidt: "Van Rijsendam tot het hoekje van de Nes, daar vang je bepaald een lid of zes. Kan iemand mij vertellen wat dit te betekenen heeft?

lieveheersbeestje

lijflied

loodgrijs

looptelefoon

loutering

luisterrijk

mañana

maus Gronings voor boerenkool

medewerker

meelbiet bleek, melig, wellustig persoon

mierzoet

minneola

moekerig, nw-veluwe - Ermelo 'benauwd-warm, drukkend (van weer)'

module

mosselbank

motivatie

Nibelung

normenkader

nuver in Gronings 'lief/aardig/rein', in Fries 'raar/zonderling'

ochtendkrieken

oelebord, ulebord, uilenbord, klein driehoekig raam van een dakschild

oersoep

offshore

okkeloen oen

oldtimer, 'bijzondere, oude auto' (ook in het Duits) (Eng.: vintage car, veteran car)

olieslaan

omhooggevallen

omleggen

omschot

omvademen

onbeschroomd

ondernemer

onderrichten

onderwijs

onderzoek, onderzoeken

ondoorgrondelijk (Bijbels taalgebruik)

[[ondoorlaatbaar]

[[ondoorlatend]

onfortuinlijk

ongeluksvogel

ongerijmd

onontbeerlijk

ontboezeming

ontcijferen

ontkiemen

ontledigen

ontluisterend

ontsluiten

ontspruiten

ontsteken

ontzenuwen

Oostenrijk

oostenrijker Noord-Hollands voor 'meevaller'; ik heb eens gehoord (weet helaas niet meer waar precies) dat dit te maken zou hebben met de verblijven van keizerin Sisi van Oostenrijk in Scheveningen. Die plaats was toen nog niet zo bekend en rijk als vandaag. Wie een van de talrijke mensen die de keizerin op haar reizen begleidden, onderdak mocht geven, kon op die manier geld bijverdienen en had dus een meevaller.

op is op

openbaring

opjutten

ophoepelen

opletten

oplichting, oplichten, letterlijk: 'licht geven' en 'bedriegen'

oplossing

opmerken

opperwezen

oprapen

opschieten

opvatten en opvatting

opzouten

orkestreren

otolietorgaan

otoloog

overdrachtelijk

overleggen

overmand

overstapcoach

overtuiging

overvleugelen

paalhoofd

paashaas

pabbezail (Tiens dialect), komt waarschijnlijk van rabechas (solde) in het Spaans. Het woord wordt vaak gebruikt in deze streek voor rommel maar ook voor slecht volk. In Glabbeek bij Tienen is er trouwens een veldslag geweest tegen de Spaanse legers en treft men nog Spaanse familienamen aan zoals Vica. Tienen ligt in Vlaams-Brabant tussen St-Truiden en Leuven.

paletti: in een Oeteldonkse uitdrukking ‘Alles paletti’ (alles okay). Zelf vond ik (http://li.wikipedia.org/wiki/Alles_paletti): Alles paletti is verwaant an pleite, dat in 't Nederlands weg of verdwenen betekent en via 't Jiddische pleta dat vlucht betekent en 't Bargoens in 't Nederlands is kaome. 't Jiddische waoërd gèèt truuk óp 't Hebreeuwse p'leta dat redding en överbliefsel betekent. 't Duutsje waoërd pleite of Pleite, gèèt direc truuk op 't Hebreeuws en betekent bankroet. Alles paletti is mèt die betekenis verwaant en betekent dan ooch dat me gódsedaank nog ènniges haat wete te redde van d'r bankroet.

pandoering = Vlaams, pak slaag, aframmeling, ook figuurlijk; voorbeeld laatst op de BRT-TV: Feyenoord bekwam te Eindhoven op het veld van PSV een ware pandoering: 10-0). Iemand een “pandoering” geven lijkt mij te maken hebben met de pandoeren (Hongaarse? soldaten)die wellicht onder het Oostenrijks bewind ook in de Zuidelijke Nederlanden gelegerd waren. Hadden die een slechte reputatie, of komt het van het gelijknamige kaartspel? Volgens http://www.encyclo.nl/begrip/pandoering en de Wikipedia is het van pandoer afgeleid, welk woord er wel in staat.

paranormaal

parasitair

parelmoervlinder

pencee

penningmeester

peperkoek

persrat

pervasief

pierenbad

piezewieter = regenworm, gebruikt in Sint Jansteen Zeeuws Vlaanderen

Piggelmee

pinnig

pittig

plaaggeest

plattegrond

platteland

pleischaal , waarvan het synoniem parallelliniaal is. In 'Onze zeilvissloepen', geschreven door Frans Bly wordt het woord geschreven als peilschaal, doch dit is waarschijnlijk een zetfout. De algemeen gangbare term in de zeevaart is pleischaal. De meeste uitvoeringen ervan bestaan uit twee latten die parallel aan elkaar kunnen verschoven worden. Op de zijkanten van de lat is ofwel een graadverdeling of een verdeling in 32 kompasstreken aangebracht. Het toestel is dus een soort gradenboog dat dient om koersen of peilingen in de zeekaart te brengen.

pleverkoek, pleverkouk (Gronings) 'eierkoek'; wellicht van ‘palaveren’ (zie palaver), dat afkomstig is uit Portugal? Veel Portugese Joden zijn uitgeweken naar de Nederlanden. In het Gronings dialect wordt een eierkoek pleverkoek genoemd. Het is volstrekt onduidelijk waar dat woord vandaan komt. Prof Wout van Bekkum (hoogleraar Semitische talen) suggereert dat het woord plever afkomstig zou kunnen zijn van het woord palaveren. Na afloop van een begrafenis werd met name in de provincie Groningen een eierkoek geserveerd en werden brede palavers gevoerd. Met name de stad Groningen en Winschoten hadden grote Joodse gemeenschappen, zodat invloed van Portugese Joden verondersteld mag worden.

pluimvee

plunjebaal

podding De herkomst en verspreiding van het woord podding, synoniem aan pudding, interesseert mij al sinds begin jaren ‘60. Mijn moeder (1915-1976) mocht als dochter van de dorpsdokter van Hummelo (Gld) speelde begin jaren ’20 wel eens bij een vriendinnetje uit de lokale adellijke familie Van Pallandt in kasteel Keppel en mocht wel eens blijven eten. Daarbij leerde ze dat “pudding” niet het gepaste woord was. Dat was “burgerlijk”. Het hoorde “podding” te zijn. Begin jaren ’60 verscheen op mijn (°1944) middelbare school, het Koninklijk Atheneum in Berchem-Antwerpen, een nieuwe “studiemeester”. Een dertiger, omvangrijk in gewicht, die zijn oprechte best deed om onze sympathie te winnen. Op een regenachtige dag nam hij dan ook enthousiast deel aan een voetbalwedstrijd (leraren tegen leerlingen als ik me goed herinner). Het veld was glad door de regen. Bij een run op de bal ging hij dan ook onderuit en door zijn massa schoof hij een tiental meter op zijn zitvlak over het grasveld, gelijk een gelatinepudding uit een tekenfilm van Tom en Jerry. Zijn bijnaam ontstond spontaan ter plekke, in het Antwerpse dialect: “de Podding”. De site www.vlaamswoordenboek.be vermeldt podding ook als het Antwerpse dialectwoord, maar tevens als het woord voor broodpudding in Aalst en Brussel, met een variant poting in West Vlaanderen. Broodpudding is ook bij Indische Nederlanders en Indonesiërs bekend als podding rotti, podding roti of poding roti (beide o’s als in pot uitgesproken). Roti is het Indonesische woord voor brood en niet synoniem aan Surinaamse roti (die uit India stamt). Poding is het Indonesische woord voor pudding volgens de Kamus Indonesia-Belanda op mijn pda. Dat woorden uit het Zuiden van ons taalgebied het langst bleven hangen bij de adel (en hogere burgerij) in Nederland heeft mij nooit verbaasd. Zij wisselden het Frans in voor een taal die gevormd was in het 16e -17e eeuwse Brabant en Vlaanderen. Hoe oud is de pudding eigenlijk als gerecht? Misschien was de eerste pudding inderdaad een broodpudding.

polohemd, verkort tot polo. Ook polojurk en polokraag.

postbus

potjeslatijn

predatie

preekstoel, ook als aanduiding van een deel van de railing (op de boeg) van een zeiljacht

prefabriceren

prepuberteit

presbyacusis

pressie

pret in de uitdrukking Dat mag de pret (of pet) niet drukken. Volgens mijn man is de uitdrukking dat mag de pet niet drukken omdat in vroeger tijden lijfeigenen de pet moesten afnemen voor hun meerderen. Uit protest namen zij de pet niet af, maar drukte alleen de klep naar beneden. Hij heeft deze verklaring ooit ergens gehoord/gelezen, maar we hebben het nooit meer kunnen vinden in boeken met uitdrukkingen en gezegden etc.

pretletter

prettig

prinsessenboon

Prinsjesdag

proactief

procureursspek mager, doorregen spek dat op de boterham gegeten wordt

producent

profetenbrood Wij kochten gisteren in Burgh-Haamstede 'profetenbrood' - gemaakt volgens een klassiek recept - wat is de oorsprong van deze benaming?

projectie

proseliteren

proxy

pruimentijd: tot in de -

'puberaal

publiciteit

raap in de uitdrukkingen de rapen zijn gaar en recht voor zijn raap.

radicalisme

rangorde

redacteur

reeuws wellustig

reeuwer/reeuwster

reflectie

resiliëntie

resomeren

retinoscoop

retributie

revelatie

revendicatie

ribbenkast

ribo- in ribosoom, ribose, riboflavine

ridderzwam

rijsbes (Vaccinium uliginosum)

ringvinger

roestvrijstaal

Rokin

rookhoen

rookie

rossig

rozig

rudimentair

rupsband

rustplaats

saamhorigheid

saboteur

Saks, Saksisch

sahara

salderen

sapperdeflap Pipo de Clown

saur Ik ben al een hele tijd op zoek naar de herkomst, onstaan, betekenis van het woord saur. Het is de benaming van een klein gebied in het dorp Sevenum, Limburg. Op oude kaarten staat het ook wel genoemd in combinatie met andere gebiedje het most, dit wordt dan Saurmoost. Door het gebied loopt een straat die saardijk heet. Ook is er in de regio een een viaduct wat zaerderheide heet. De herkomst van de naam Sevenum wordt afgeleid van het feit dat er zeven boerderijen een gehucht vormden. (Zeker is dit echter niet). In het dialect wordt Sevenum ook wel uitgesproeken als Zaerum. Kunnen de woorden saur, saar, zaer een gemeenschappelijke betekenis hebben? Lang heb ik gedacht dat saur gewoon zuur betekent todat ik het een keer probeerde op te zoeken en tot mijn verbazing nergens terug te vinden is.

Scandinavië

schaambeen

schatkist

schaverdijnen, een verouderd synoniem van "schaatsen op ijs"

  • Wellicht verwant met 'scheuvelen', wat een Gronings woord voor schaatsen is? Zie [2]
  • In het verleden ook "schuiverdijnen" en "schuiverduinen" - wellicht verwant aan schuiven, maar het tweede deel is me dan nog steeds een raadsel.

schele kaketoe

scherpzinnig

schieter schietplank van de bakker

schompes, in: zij kunnen het schompes krijgen; zich het schompes lachen, werken, schrikken, zich te barsten lachen, schrikken (NB. Ik ben rond 80 jaar en kwam dit woord vaak tegen in mijn jeugd in mijn geboortestad Den Haag. Het lijkt mij dan ook een typisch woord uit het westen van ons land, met name Den Haag en Rotterdam. In de Achterhoek (Gld) waar ik sinds 1974 woon, heb ik het nog nooit gehoord of het was van een import Achterhoeker.]

schoolslag

schuttingtaal

sclerotium

sedatie

signaleren

sinken: Het in onze regio Meetjesland wordt het woord sinken regelmatig gebruikt in de betekenis van onnozelheden, bijkomstigheden, overbodigheden. Voorbeelden: met al zijn/haar sinken.

sjaak (uitdrukking: de sjaak zijn)

skeuomorfisme

slaggaard stok, met enkele merktekens, waarmee men kan bepalen of het vaarwater nog voldoende diepte heeft.

sleehak

smeltkroes

sneltrein

sneupen 1989(NL) J.A. Brongers publiceert het ABCDarium voor de boekensneuper. Sneuper (verwant met Nederlands snoepen) betekent in het Fries ‘iemand die erop loert iets te krijgen, snuffelaar’ en ‘amateur die uit liefhebberij een bepaalde wetenschap beoefent’. De term boekensneuper raakt onder boekliefhebbers snel ingeburgerd.

sociologie

soemel (antwerps): teil

Spaans in de uitdrukking Spaans benauwd. Komt dit van: In spanje is het erg warm of ligt de herkomst verder weg? Zeg maar toen Nederland bezet werd door de spanjaarden en als de spanjaarden bv aan de deur klopten de mensen in huis het Spaans benauwd kregen?

  • Op het internet heb ik in elk geval twee verklaringen kunnen vinden. De eerste is inderdaad uit de tachtigjarige oorlog, maar dan met de Spanjaarden als lijdend voorwerp van het benauwen (door Willem van Oranje), de tweede is dat het is afgeleid van de Spaanse griep, de grootste griepepidemie uit de geschiedenis in 1918-1919. Wie zoekt dit verdeer uit?

spanningsboog

speeltuin

spik en span

spillemaag

spitsburger

spoorstaven

spragen, westfries 'zonnen'

staalkaart

stamboom

stapsteen

starnakel in de uitdrukking starnakel zat (straal bezopen)

statiegeld

stedebouw

steenkolenengels

stemming

stevelen (van een schip)

stipstamp, stimpestamp stamppot rauwe andijvie

stootgaren, wordt gebruikt bij het op vertrek melden van zeeschepen. Ik lig op stootgaren. dwz ik sta op het punt van vertrek, nog enkele trossen vast maar klaar om los te gooien.

stoutmoedig

striduleren

strijder

stroomlijnen, gestroomlijnd

stroopsoldaat 'iem. die precies doet wat de baas zegt om er beter van te worden'

struikelblok

suburbanisatie

supermaan

swaffelen

tachoschijf

takkeling

tauw, tauwlaag, tau Zuidwest-Limburgse term: harde kalkbank ontstaan door verkitting van een kalksediment in een vroeg stadium na afzetting, gedurende een fase van lage sedimentatiesnelheid. Het is een laag die zich kenmerkt door een grotere hardheid dan de boven/onderliggende lagen kalksteen. Lokaal mergel genoemd. Een andere benaming is Heerd (heerdlaag).

taxiën sinds circa 1930, van taxi, overdrachtelijke betekenis, in het Engels is de betekenis bekend sinds 1911, dus wrs daaraan ontleend

teerspijze

tegenwoordigheid: -- van geest

tegoed

terril een Vlaams woord voor een steenberg bij een koolmijn. We hebben het geleend bij onze Waalse landgenoten, die voor ons steenkoolmijnen en dus steenbergen hadden. Het is dus oorspronkelijk een Waals of Belgisch-Frans woord, afgeleid van terre. In het Engels is het spoil heap, in het (Brits) Engels is ook: (colliery) spoil tip.

teringwijf

terzake

theedoek oorspronkelijk een doek waarmee theekopjes en andere vaatwerk werden afgedroogd, maar waarom juist theekopjes en niet bijvoorbeeld koffiekopjes? En hoe heette zo'n ding dan vroeger? De benaming theedoek stamt uit de 18e eeuw.

thesauriër-generaal

tijdelijk geheugenverlies, of tga

tijdgeest

toestendig = behorende aan, vooral Oost-Nederlands

toewijding, toegewijd

toverhazelaar

transparantie

tremperen

tuinfluiter

tussendoor

tweeduister

tweelingziel

Uilenburg, Uylenburg, Uulenborg, deze benamingen komen in meerdere steden voor

uitbreiden

uitbuiken (in de informele betekenis: na het eten nog even aan tafel blijven zitten om het eten te laten zakken)

uiteraard

uitkramen

uitleven

uitnutten

uitscheiden ophouden

vakterm

valstrik

vandiktebank houtbewerkingsmachine

vanjewelste

veelplaatser iemand die veel advertenties (online) plaatst

velddief(stal) steler (het stelen) van gewassen of vee van het veld

ventweg

verbinden

verbinding

vergadering

verheerlijken

verhelpen

verjongen, in de betekenis van dunner worden, schuin aflopen, in omvang of gewicht afnemen zoals bij zuilen of voorwerpen, komt het woord wellicht van het Duits verjüngen met dezelfde betekenis.

verkoeverkamer

verlaat, het verlaat: Is dit woord niet afgeleid van een kleine donkere diepe ruimte ( alleen met ladder bereikbaar ) in het kasteel van ( landheer of koning ) , waar gevangenen in werden gehouden? Men waande zich daar in die kleine donkere stille ruimte echt alleen op de wereld, 'verlaten'.

De afleiding in de etymologiebank (van een ander Mnl. werkwoord "verlaten" = (onder andere) overgieten) lijkt me eerlijk gezegd logischer. - Andre 14 sep 2011 17:22 (CEST)

verlatingsangst

verloskunde, verloskundige

verlustigen

vermanen

vermissing, vermist

verneukeratief

verramsjen

verruwing

verstekeling

verstillen

verticuteren

vervelend

vervoer, vervoeren

verwijden

verzoenen

verzoening

vijf voor twaalfin het Nederlands begint de uitdrukking aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, en verder zou er wel eens een relatie kunnen zijn met: http://nl.wikipedia.org/wiki/Doemdagklok

visserslatijn

Vlaams, Vlaanderen

vleesloos

vlootschouw

vluchtgedrag

voetzoeker

volatiel in financiële berichten

voldingen beslissend bewijzen

voorganger (kerkelijk)

voorgoed

voorziening

vortex

vossenbes

vrijheer, vrijvrouw

vrijwel

vrijmachtig

vulpotlood

wallebakken fuiven, boemelen

wandelaar

waterpomptang

waterschap of hoogheemraadschap. Wanneer is deze naam voor het eerst aan dit eerbiedwaardige college gegeven?

wat ik je brom

waslijst

wc-eend

weddelken, een houten blokje, dat rond een spijker of schroef kon draaien en waarmee men de deuren van bijvoorbeeld een keukenkastje sloot.

wederhelft

wederkerigheid

weerborstel

weerhaan

weerkaatsen

weerkleed in de betekenis van kopie of afschrift

weeromstuit

weesfiets

weeïg

welbehagen

welletjes: het is --

wetmatigheid

wichelroede

wijnstok

wilskracht

witwassen

woelig

woelmuis

worteltrekken ontleend aan Duits wurzelziehen?

wuiten meerkoet

zachtmoedig

zedenpreker

zeekraal

zegekruid Ik heb wel een idee waar de verklaring gezocht moet worden. De wetenschappelijke naam van de plant luidt: Nicandra phylodes. Volgens De Kinder, G.- 2009 ABC van het plantenlatijn. Melle (eigen uitgave) is de etymologie hiervan: Nicandra →nike + andros = overwinnaar der mensen = de naam van een Griekse dokter uit 275 v. Chr. Physalodes → physales = (lijkt op) lampionplant = opgeblazen (vrucht). De naamgever van de Nederlandse naam heeft simpelweg de vertaling van het eerste deel van de wetenschappelijke geslachtsnaam voor de Nederlandse soortnaam gebruikt. Dat levert een raadselachtige en au fond inadequate naam op.

zelfgenoegzaam

zelfportret

zet hem op!

zielstrelend

zielsveel

zienderogen

zoenoffer

zoetgevooisd

zonwering

zotskap

zuipschuit

zwaardlelie

zweverig

Zwitserland