honneponnig

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Is duidelijk ouder dan het in de etymologiebank aangegeven 1935, getuige de volgende attestaties:

  • boekbespreking van "Porcelein" van W.G.F.A. van Sorgen, De Nieuwe Gids 5 (1890) [1]: "Je bent onovertrefbaar, beste, keerel, zoo knus, zoo poetig, zoo honneponnig, je bent 'n snoes, 'n pier [...]"
  • Is. Querido: Kind en Kunstenaar. In: Op de Hoogte, 01-02-1907 [2]: "Ik hou niet van kinder-idealisering. Ik walg zelfs van zoetige kindertafereeltjes van honneponnige braafheids-sentimenten en suikerzoete vlemige bijgelikte kinderonschuld."
  • Nederland (1908): "'t Is honneponnig, schattig toch, zoo'n schrijver zonder weet van schrijven."
  • G. Kalff: Geschiedenis van de Nederlandsche letterkunde, deel 7 (1912) [3]: "De Veer protesteerde wel tegen de verguizing der Hollandsche vrouwen; maar honneponnige vrouwtjes van dit slag waren niet geschikt die verguizing in achting of bewondering te doen verkeeren."

-- AE