fiets

Uit Etymologiewiki
Versie door Andre (overleg | bijdragen) op 7 apr 2017 om 19:48
Ga naar: navigatie, zoeken

Een nieuwe theorie voor de herkomst van het woord 'fiets' is afkomstig van professor Gunnar de Boel van de Universiteit Gent. Hij stelt dat het woord afkomstig is uit het Duits, en daar een inkorting van Vize-Pferd (vice-paard), waarbij het voorvoegsel vize (uitgesproken 'vietze') 'vervanging, ersatz' betekent. Zie http://www.ugent.be/nl/actueel/nieuws/persberichten/etymologie-fiets.htm/.

Deze etymologie heeft echter ook een aantal problemen. Allereerst is de grondvorm "Vize-P(f)erd" nergens aangetroffen. Ook doet de verdeling van op Viez of fiets lijkende woorden in de Duitse dialecten (behalve in Wipperfürth slechts in plaatsen langs de Nederlandse grens) eerder aan een ontlening uit het Nederlands denken dan andersom. Zie http://nederl.blogspot.com/2012/02/ga-toch-fietsen.html voor een artikel dat deze etymologie geheel onaannemelijk acht.

-- AE

Een vroege, en daarom wellicht betrouwbare bespreking is te vinden in de Maasbode, 15-8-1886:

In plaats van het vreemde woord "velocipède" en de door de geleerden bedachte uitdrukking "rywiel", heeft, naar de Arh. Ct. enkele dagen geleden mededeelde, de spraakmakende gemeente het woord viets geschapen.
Het Haagsche Dagbl. vroeg naar den oorsprong van dit nieuwe woord en meende dat het samenhing met het Fransche "vitesse". De berichtgever te Groenloo van laatstgenoemd blad schrijft hierop het volgende:
Hoewel ik niet kan voldoen aan de uitnoodiging om u aangaande de herkomst van het woord viets (beter fiets), met welken naam men in Arnhem het rijwiel heeft gedoopt, in te lichten, hoop ik u toch te kunnen overtuigen, dat deze benaming, gebezigd door een inwoner van Geldserlands hoofdstad, het begrip van snelheid volgens het Geldersch taaleigen zeer eigenaardig uitdrukt. Fiets of viets is nl. geen bestaard van vitesse, hoewel volgens hot Geldersch patois geen "fiets" zonder snelheid denkbaar is.
Het is de snelheid zonder gedruisch.
Zoo doet de bliksem "fiets", even als de kogel, die ons langs de ooren suist en de slag met de zweep door de lucht, zonder knal te veroorzaken. "Fiets" is een klanknabootsend woord, evenals boem by het schot en rrrt bij het ratelen van den spoortrein. Evenals aan "fiets" dus onafscheidelijk verbonden is het begrip van een minimum van tijd, zoo wordt het zelfstandig naamwoord, tot hiertoe slechts gebruikt als verkleinwoord: "een fietsken", alleen gebezigd om een minimum van stof aan te duiden.
Het kleine is niet per se een "fietsken"; maar het groote is het nooit. Alleen een geringe en kleine rest, wat de Duitschers "einen winzig kleinen Theil" noemen, is een "fietsken", byv. een klein staartje in een glas.

Dit woord 'fiets' lijkt dus met 'zoef' vergelijkbaar te zijn.

-- AE