Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden/L: verschil tussen versies

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 11: Regel 11:
  
 
'''[[langszij]]'''
 
'''[[langszij]]'''
 +
 +
'''[[lastpak]]'''
  
 
'''[[lazerusklep]]''', hij heeft een mond als een Lazerusklep = hij praat aan één stuk door en weet niet van ophouden
 
'''[[lazerusklep]]''', hij heeft een mond als een Lazerusklep = hij praat aan één stuk door en weet niet van ophouden

Versie van 27 jan 2016 om 10:27

Terug naar: Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden

L

lammergier

lampetkan

landgraaf

landrot

langszij

lastpak

lazerusklep, hij heeft een mond als een Lazerusklep = hij praat aan één stuk door en weet niet van ophouden

leegloper

legitimiteit

lekker, in uitdrukkingen in combinatie met 'niet', of 'wel', etc. (Lekker niet, lekker wel, lekker toch, etc.)

lekker puh

lepeltjesheide

leplam

leplazerus (schrikken)

leuning: natte -, mijn neef heeft in de jaren 50/60 bij de holland amerika lijn gewerkt. ook zijn echtgenote heeft in de havens van rotterdam gewerkt (sealand/maerks). zoals zo vaak hebben veel beroepen zo hun eigen jargon: zeelieden, booreilandpersoneel etc. van hen vernam ik de volgende uitdrukking: "daar kan ik geen natte leuning van krijgen!" het hoe en waarom van deze uitdrukking konden zij (ook) niet uitleggen, anders dan "kan me niet boeien" of "moet ik daar nu enthousiast over worden?" etc. zegt deze uitdrukking u iets, waar komt ze vandaan, waarom nat, waarom leuning etc.

leven lang leren

levenslied

levenslust

liberalisme

lichting van militairen

lid in de uitdrukking een lid of zes. In een oud liedje over de Garnalenvisserij in Volendam kwam ik de uitdrukking 'een lid of zes' tegen. Het liedje heet: De Garrenkwak en de derde regel daarvan luidt: "Van Rijsendam tot het hoekje van de Nes, daar vang je bepaald een lid of zes. Kan iemand mij vertellen wat dit te betekenen heeft?

liefdadigheid

lieveheersbeestje

lijflied

lijsttrekker

lik op stuk

Limburg

liminaal

lipbloem

logograaf

logos

lolletje

lommerrijk

loodgrijs

leerlooier

loopneusOuder was lopende neus. Lopend betekende ook stromend en werd gebruikt voor vocht afscheidend; het Woordenboek der Nederlandsche taal vermeldt: 6) Van Loopen, 12). Stroomend, niet stilstaand, in beweging. — Van ontstoken oogen en ooren, open wonden, en derg. Vocht afscheidend, etterend, dragend. || Segt God niet Ick sal mijn eere een ander niet gheuen? Waerom stellen wy dan den eenen, een beschermer voor die pestelencie ..., den anderen een Maerschalck, voor de vallende sieckte als S. Ian den dooper, den derden een medecijn meester der loopende gaten, als S. Quirijn? GNAPHEUS, Tob. 86. Het saedt met water van Nachtschade gebruyct, is goet inde wtwendige loopende gaten ende seeren, DODON. 124 b [ed. 1608]. De selve Bercken schorssen gebrant droogen ende heylen de loopende oft tranende beenen, als den roock van de selve daer aen comen mach, 1408 b. Hy (wiesch) het bloet van zijn loopende oogh af, dat hem uitgeboort was, VONDEL 5, 200. Als de Mensche heel oudt wordt, wordt hy dan niet ... vol van lemten en ghemelijckheden ... ? Men vindt hem veeltijds ... in 'thoecxken vanden haert sitten, met lopende ooghen, met een druppende neuse enz. , SPRANKHUISEN 8, 12 b. Kevelpijn is zoo veel als tandpijn ...; de Koeijen zijn er ook vatbaar voor. Men ontdekt die kwaal bij haar dadelijk uit het zwellen der klieren, uit verloren eetlust en loopende oogen, BERKHEY, N. H. 8, 20. Een loopende been hebben, DE BO. Een loopend oor.

looptelefoon

losgeld

loutering

luisterrijk

luizenleven