Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden

Uit Etymologiewiki
Versie door Jcwf (overleg | bijdragen) op 22 jun 2014 om 02:45
Ga naar: navigatie, zoeken

Op de etymologiebank is aan gebruikers de mogelijkheid geboden een melding te maken van woorden die ze hebben opgezocht maar die nog niet zijn opgenomen in de etymologiebank. Hieronder een lijst van deze woorden. Iedereen is van harte uitgenodigd op de Etymologiewiki de etymologie van deze woorden te beschrijven of een eerste aanzet daartoe te doen. Belangrijk is om te beginnen vast te stellen wanneer het woord voor het eerst in het Nederlands is gebruikt. Het eerste voorkomen kan bijvoorbeeld worden opgezocht in de historische krantenbank van de KB of de historischekrantenpagina.

Lijst van gemelde woorden waarvan de etymologie ontbreekt:

A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


ochtendkrieken

oelebord, ulebord, uilenbord, klein driehoekig raam van een dakschild

oersoep

offshore

okkeloen oen

oldtimer, 'bijzondere, oude auto' (ook in het Duits) (Eng.: vintage car, veteran car)

olieslaan

omhooggevallen

omleggen

omschot

omvademen

onbeschroomd

ondernemer

onderrichten

onderwijs

onderzoek, onderzoeken

ondoorgrondelijk (Bijbels taalgebruik)

[[ondoorlaatbaar]

[[ondoorlatend]

onfortuinlijk

ongeluksvogel

ongerijmd

onontbeerlijk

ontboezeming

ontcijferen

ontkiemen

ontledigen

ontluisterend

ontsluiten

ontspruiten

ontsteken

ontzenuwen

Oostenrijk

oostenrijker Noord-Hollands voor 'meevaller'; ik heb eens gehoord (weet helaas niet meer waar precies) dat dit te maken zou hebben met de verblijven van keizerin Sisi van Oostenrijk in Scheveningen. Die plaats was toen nog niet zo bekend en rijk als vandaag. Wie een van de talrijke mensen die de keizerin op haar reizen begleidden, onderdak mocht geven, kon op die manier geld bijverdienen en had dus een meevaller.

op is op

openbaring

opjutten

ophoepelen

opletten

oplichting, oplichten, letterlijk: 'licht geven' en 'bedriegen'

oplossing

opmerken

opperwezen

oprapen

opschieten

opvatten en opvatting

opzouten

orkestreren

otolietorgaan

otoloog

overdrachtelijk

overleggen

overmand

overstapcoach

overtuiging

overvleugelen

paalhoofd

paashaas

pabbezail (Tiens dialect), komt waarschijnlijk van rabechas (solde) in het Spaans. Het woord wordt vaak gebruikt in deze streek voor rommel maar ook voor slecht volk. In Glabbeek bij Tienen is er trouwens een veldslag geweest tegen de Spaanse legers en treft men nog Spaanse familienamen aan zoals Vica. Tienen ligt in Vlaams-Brabant tussen St-Truiden en Leuven.

paletti: in een Oeteldonkse uitdrukking ‘Alles paletti’ (alles okay). Zelf vond ik (http://li.wikipedia.org/wiki/Alles_paletti): Alles paletti is verwaant an pleite, dat in 't Nederlands weg of verdwenen betekent en via 't Jiddische pleta dat vlucht betekent en 't Bargoens in 't Nederlands is kaome. 't Jiddische waoërd gèèt truuk óp 't Hebreeuwse p'leta dat redding en överbliefsel betekent. 't Duutsje waoërd pleite of Pleite, gèèt direc truuk op 't Hebreeuws en betekent bankroet. Alles paletti is mèt die betekenis verwaant en betekent dan ooch dat me gódsedaank nog ènniges haat wete te redde van d'r bankroet.

pandoering = Vlaams, pak slaag, aframmeling, ook figuurlijk; voorbeeld laatst op de BRT-TV: Feyenoord bekwam te Eindhoven op het veld van PSV een ware pandoering: 10-0). Iemand een “pandoering” geven lijkt mij te maken hebben met de pandoeren (Hongaarse? soldaten)die wellicht onder het Oostenrijks bewind ook in de Zuidelijke Nederlanden gelegerd waren. Hadden die een slechte reputatie, of komt het van het gelijknamige kaartspel? Volgens http://www.encyclo.nl/begrip/pandoering en de Wikipedia is het van pandoer afgeleid, welk woord er wel in staat.

paranormaal

parasitair

parelmoervlinder

pencee

penningmeester

peperkoek

persrat

pervasief

pierenbad

piezewieter = regenworm, gebruikt in Sint Jansteen Zeeuws Vlaanderen

Piggelmee

pinnig

pittig

plaaggeest

plattegrond

platteland

pleischaal , waarvan het synoniem parallelliniaal is. In 'Onze zeilvissloepen', geschreven door Frans Bly wordt het woord geschreven als peilschaal, doch dit is waarschijnlijk een zetfout. De algemeen gangbare term in de zeevaart is pleischaal. De meeste uitvoeringen ervan bestaan uit twee latten die parallel aan elkaar kunnen verschoven worden. Op de zijkanten van de lat is ofwel een graadverdeling of een verdeling in 32 kompasstreken aangebracht. Het toestel is dus een soort gradenboog dat dient om koersen of peilingen in de zeekaart te brengen.

pleverkoek, pleverkouk (Gronings) 'eierkoek'; wellicht van ‘palaveren’ (zie palaver), dat afkomstig is uit Portugal? Veel Portugese Joden zijn uitgeweken naar de Nederlanden. In het Gronings dialect wordt een eierkoek pleverkoek genoemd. Het is volstrekt onduidelijk waar dat woord vandaan komt. Prof Wout van Bekkum (hoogleraar Semitische talen) suggereert dat het woord plever afkomstig zou kunnen zijn van het woord palaveren. Na afloop van een begrafenis werd met name in de provincie Groningen een eierkoek geserveerd en werden brede palavers gevoerd. Met name de stad Groningen en Winschoten hadden grote Joodse gemeenschappen, zodat invloed van Portugese Joden verondersteld mag worden.

pluimvee

plunjebaal

podding De herkomst en verspreiding van het woord podding, synoniem aan pudding, interesseert mij al sinds begin jaren ‘60. Mijn moeder (1915-1976) mocht als dochter van de dorpsdokter van Hummelo (Gld) speelde begin jaren ’20 wel eens bij een vriendinnetje uit de lokale adellijke familie Van Pallandt in kasteel Keppel en mocht wel eens blijven eten. Daarbij leerde ze dat “pudding” niet het gepaste woord was. Dat was “burgerlijk”. Het hoorde “podding” te zijn. Begin jaren ’60 verscheen op mijn (°1944) middelbare school, het Koninklijk Atheneum in Berchem-Antwerpen, een nieuwe “studiemeester”. Een dertiger, omvangrijk in gewicht, die zijn oprechte best deed om onze sympathie te winnen. Op een regenachtige dag nam hij dan ook enthousiast deel aan een voetbalwedstrijd (leraren tegen leerlingen als ik me goed herinner). Het veld was glad door de regen. Bij een run op de bal ging hij dan ook onderuit en door zijn massa schoof hij een tiental meter op zijn zitvlak over het grasveld, gelijk een gelatinepudding uit een tekenfilm van Tom en Jerry. Zijn bijnaam ontstond spontaan ter plekke, in het Antwerpse dialect: “de Podding”. De site www.vlaamswoordenboek.be vermeldt podding ook als het Antwerpse dialectwoord, maar tevens als het woord voor broodpudding in Aalst en Brussel, met een variant poting in West Vlaanderen. Broodpudding is ook bij Indische Nederlanders en Indonesiërs bekend als podding rotti, podding roti of poding roti (beide o’s als in pot uitgesproken). Roti is het Indonesische woord voor brood en niet synoniem aan Surinaamse roti (die uit India stamt). Poding is het Indonesische woord voor pudding volgens de Kamus Indonesia-Belanda op mijn pda. Dat woorden uit het Zuiden van ons taalgebied het langst bleven hangen bij de adel (en hogere burgerij) in Nederland heeft mij nooit verbaasd. Zij wisselden het Frans in voor een taal die gevormd was in het 16e -17e eeuwse Brabant en Vlaanderen. Hoe oud is de pudding eigenlijk als gerecht? Misschien was de eerste pudding inderdaad een broodpudding.

polohemd, verkort tot polo. Ook polojurk en polokraag.

postbus

potjeslatijn

predatie

preekstoel, ook als aanduiding van een deel van de railing (op de boeg) van een zeiljacht

prefabriceren

prepuberteit

presbyacusis

pressie

pret in de uitdrukking Dat mag de pret (of pet) niet drukken. Volgens mijn man is de uitdrukking dat mag de pet niet drukken omdat in vroeger tijden lijfeigenen de pet moesten afnemen voor hun meerderen. Uit protest namen zij de pet niet af, maar drukte alleen de klep naar beneden. Hij heeft deze verklaring ooit ergens gehoord/gelezen, maar we hebben het nooit meer kunnen vinden in boeken met uitdrukkingen en gezegden etc.

pretletter

prettig

prinsessenboon

Prinsjesdag

proactief

procureursspek mager, doorregen spek dat op de boterham gegeten wordt

producent

profetenbrood Wij kochten gisteren in Burgh-Haamstede 'profetenbrood' - gemaakt volgens een klassiek recept - wat is de oorsprong van deze benaming?

projectie

proseliteren

proxy

pruimentijd: tot in de -

'puberaal

publiciteit

raap in de uitdrukkingen de rapen zijn gaar en recht voor zijn raap.

radicalisme

rangorde

redacteur

reeuws wellustig

reeuwer/reeuwster

reflectie

resiliëntie

resomeren

retinoscoop

retributie

revelatie

revendicatie

ribbenkast

ribo- in ribosoom, ribose, riboflavine

ridderzwam

rijsbes (Vaccinium uliginosum)

ringvinger

roestvrijstaal

Rokin

rookhoen

rookie

rossig

rozig

rudimentair

rupsband

rustplaats

saamhorigheid

saboteur

Saks, Saksisch

sahara

salderen

sapperdeflap Pipo de Clown

saur Ik ben al een hele tijd op zoek naar de herkomst, onstaan, betekenis van het woord saur. Het is de benaming van een klein gebied in het dorp Sevenum, Limburg. Op oude kaarten staat het ook wel genoemd in combinatie met andere gebiedje het most, dit wordt dan Saurmoost. Door het gebied loopt een straat die saardijk heet. Ook is er in de regio een een viaduct wat zaerderheide heet. De herkomst van de naam Sevenum wordt afgeleid van het feit dat er zeven boerderijen een gehucht vormden. (Zeker is dit echter niet). In het dialect wordt Sevenum ook wel uitgesproeken als Zaerum. Kunnen de woorden saur, saar, zaer een gemeenschappelijke betekenis hebben? Lang heb ik gedacht dat saur gewoon zuur betekent todat ik het een keer probeerde op te zoeken en tot mijn verbazing nergens terug te vinden is.

Scandinavië

schaambeen

schatkist

schaverdijnen, een verouderd synoniem van "schaatsen op ijs"

  • Wellicht verwant met 'scheuvelen', wat een Gronings woord voor schaatsen is? Zie [1]
  • In het verleden ook "schuiverdijnen" en "schuiverduinen" - wellicht verwant aan schuiven, maar het tweede deel is me dan nog steeds een raadsel.

schele kaketoe

scherpzinnig

schieter schietplank van de bakker

schompes, in: zij kunnen het schompes krijgen; zich het schompes lachen, werken, schrikken, zich te barsten lachen, schrikken (NB. Ik ben rond 80 jaar en kwam dit woord vaak tegen in mijn jeugd in mijn geboortestad Den Haag. Het lijkt mij dan ook een typisch woord uit het westen van ons land, met name Den Haag en Rotterdam. In de Achterhoek (Gld) waar ik sinds 1974 woon, heb ik het nog nooit gehoord of het was van een import Achterhoeker.]

schoolslag

schuttingtaal

sclerotium

sedatie

signaleren

sinken: Het in onze regio Meetjesland wordt het woord sinken regelmatig gebruikt in de betekenis van onnozelheden, bijkomstigheden, overbodigheden. Voorbeelden: met al zijn/haar sinken.

sjaak (uitdrukking: de sjaak zijn)

skeuomorfisme

slaggaard stok, met enkele merktekens, waarmee men kan bepalen of het vaarwater nog voldoende diepte heeft.

sleehak

smeltkroes

sneltrein

sneupen 1989(NL) J.A. Brongers publiceert het ABCDarium voor de boekensneuper. Sneuper (verwant met Nederlands snoepen) betekent in het Fries ‘iemand die erop loert iets te krijgen, snuffelaar’ en ‘amateur die uit liefhebberij een bepaalde wetenschap beoefent’. De term boekensneuper raakt onder boekliefhebbers snel ingeburgerd.

sociologie

soemel (antwerps): teil

Spaans in de uitdrukking Spaans benauwd. Komt dit van: In spanje is het erg warm of ligt de herkomst verder weg? Zeg maar toen Nederland bezet werd door de spanjaarden en als de spanjaarden bv aan de deur klopten de mensen in huis het Spaans benauwd kregen?

  • Op het internet heb ik in elk geval twee verklaringen kunnen vinden. De eerste is inderdaad uit de tachtigjarige oorlog, maar dan met de Spanjaarden als lijdend voorwerp van het benauwen (door Willem van Oranje), de tweede is dat het is afgeleid van de Spaanse griep, de grootste griepepidemie uit de geschiedenis in 1918-1919. Wie zoekt dit verdeer uit?

spanningsboog

speeltuin

spik en span

spillemaag

spitsburger

spoorstaven

spragen, westfries 'zonnen'

staalkaart

stamboom

stapsteen

starnakel in de uitdrukking starnakel zat (straal bezopen)

statiegeld

stedebouw

steenkolenengels

stemming

stevelen (van een schip)

stipstamp, stimpestamp stamppot rauwe andijvie

stootgaren, wordt gebruikt bij het op vertrek melden van zeeschepen. Ik lig op stootgaren. dwz ik sta op het punt van vertrek, nog enkele trossen vast maar klaar om los te gooien.

stoutmoedig

striduleren

strijder

stroomlijnen, gestroomlijnd

stroopsoldaat 'iem. die precies doet wat de baas zegt om er beter van te worden'

struikelblok

suburbanisatie

supermaan

swaffelen

tachoschijf

takkeling

tauw, tauwlaag, tau Zuidwest-Limburgse term: harde kalkbank ontstaan door verkitting van een kalksediment in een vroeg stadium na afzetting, gedurende een fase van lage sedimentatiesnelheid. Het is een laag die zich kenmerkt door een grotere hardheid dan de boven/onderliggende lagen kalksteen. Lokaal mergel genoemd. Een andere benaming is Heerd (heerdlaag).

taxiën sinds circa 1930, van taxi, overdrachtelijke betekenis, in het Engels is de betekenis bekend sinds 1911, dus wrs daaraan ontleend

teerspijze

tegenwoordigheid: -- van geest

tegoed

terril een Vlaams woord voor een steenberg bij een koolmijn. We hebben het geleend bij onze Waalse landgenoten, die voor ons steenkoolmijnen en dus steenbergen hadden. Het is dus oorspronkelijk een Waals of Belgisch-Frans woord, afgeleid van terre. In het Engels is het spoil heap, in het (Brits) Engels is ook: (colliery) spoil tip.

teringwijf

terzake

theedoek oorspronkelijk een doek waarmee theekopjes en andere vaatwerk werden afgedroogd, maar waarom juist theekopjes en niet bijvoorbeeld koffiekopjes? En hoe heette zo'n ding dan vroeger? De benaming theedoek stamt uit de 18e eeuw.

thesauriër-generaal

tijdelijk geheugenverlies, of tga

tijdgeest

toestendig = behorende aan, vooral Oost-Nederlands

toewijding, toegewijd

toverhazelaar

transparantie

tremperen

tuinfluiter

tussendoor

tweeduister

tweelingziel

Uilenburg, Uylenburg, Uulenborg, deze benamingen komen in meerdere steden voor

uitbreiden

uitbuiken (in de informele betekenis: na het eten nog even aan tafel blijven zitten om het eten te laten zakken)

uiteraard

uitkramen

uitleven

uitnutten

uitscheiden ophouden

vakterm

valstrik

vandiktebank houtbewerkingsmachine

vanjewelste

veelplaatser iemand die veel advertenties (online) plaatst

velddief(stal) steler (het stelen) van gewassen of vee van het veld

ventweg

verbinden

verbinding

vergadering

verheerlijken

verhelpen

verjongen, in de betekenis van dunner worden, schuin aflopen, in omvang of gewicht afnemen zoals bij zuilen of voorwerpen, komt het woord wellicht van het Duits verjüngen met dezelfde betekenis.

verkoeverkamer

verlaat, het verlaat: Is dit woord niet afgeleid van een kleine donkere diepe ruimte ( alleen met ladder bereikbaar ) in het kasteel van ( landheer of koning ) , waar gevangenen in werden gehouden? Men waande zich daar in die kleine donkere stille ruimte echt alleen op de wereld, 'verlaten'.

De afleiding in de etymologiebank (van een ander Mnl. werkwoord "verlaten" = (onder andere) overgieten) lijkt me eerlijk gezegd logischer. - Andre 14 sep 2011 17:22 (CEST)

verlatingsangst

verloskunde, verloskundige

verlustigen

vermanen

vermissing, vermist

verneukeratief

verramsjen

verruwing

verstekeling

verstillen

verticuteren

vervelend

vervoer, vervoeren

verwijden

verzoenen

verzoening

vijf voor twaalfin het Nederlands begint de uitdrukking aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, en verder zou er wel eens een relatie kunnen zijn met: http://nl.wikipedia.org/wiki/Doemdagklok

visserslatijn

Vlaams, Vlaanderen

vleesloos

vlootschouw

vluchtgedrag

voetzoeker

volatiel in financiële berichten

voldingen beslissend bewijzen

voorganger (kerkelijk)

voorgoed

voorziening

vortex

vossenbes

vrijheer, vrijvrouw

vrijwel

vrijmachtig

vulpotlood

wallebakken fuiven, boemelen

wandelaar

waterpomptang

waterschap of hoogheemraadschap. Wanneer is deze naam voor het eerst aan dit eerbiedwaardige college gegeven?

wat ik je brom

waslijst

wc-eend

weddelken, een houten blokje, dat rond een spijker of schroef kon draaien en waarmee men de deuren van bijvoorbeeld een keukenkastje sloot.

wederhelft

wederkerigheid

weerborstel

weerhaan

weerkaatsen

weerkleed in de betekenis van kopie of afschrift

weeromstuit

weesfiets

weeïg

welbehagen

welletjes: het is --

wetmatigheid

wichelroede

wijnstok

wilskracht

witwassen

woelig

woelmuis

worteltrekken ontleend aan Duits wurzelziehen?

wuiten meerkoet

zachtmoedig

zedenpreker

zeekraal

zegekruid Ik heb wel een idee waar de verklaring gezocht moet worden. De wetenschappelijke naam van de plant luidt: Nicandra phylodes. Volgens De Kinder, G.- 2009 ABC van het plantenlatijn. Melle (eigen uitgave) is de etymologie hiervan: Nicandra →nike + andros = overwinnaar der mensen = de naam van een Griekse dokter uit 275 v. Chr. Physalodes → physales = (lijkt op) lampionplant = opgeblazen (vrucht). De naamgever van de Nederlandse naam heeft simpelweg de vertaling van het eerste deel van de wetenschappelijke geslachtsnaam voor de Nederlandse soortnaam gebruikt. Dat levert een raadselachtige en au fond inadequate naam op.

zelfgenoegzaam

zelfportret

zet hem op!

zielstrelend

zielsveel

zienderogen

zoenoffer

zoetgevooisd

zonwering

zotskap

zuipschuit

zwaardlelie

zweverig

Zwitserland