Etymologiewiki:Lijst gemelde ontbrekende woorden: verschil tussen versies

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 724: Regel 724:
  
 
'''[[stroopsoldaat]]''' 'iem. die precies doet wat de baas zegt om er beter van te worden'
 
'''[[stroopsoldaat]]''' 'iem. die precies doet wat de baas zegt om er beter van te worden'
 +
 +
'''[[struikelblok]]'''
  
 
'''[[suburbanisatie]]'''  
 
'''[[suburbanisatie]]'''  

Versie van 18 dec 2012 om 14:40

Op de etymologiebank is aan gebruikers de mogelijkheid geboden een melding te maken van woorden die ze hebben opgezocht maar die nog niet zijn opgenomen in de etymologiebank. Hieronder een lijst van deze woorden. Iedereen is van harte uitgenodigd op de Etymologiewiki de etymologie van deze woorden te beschrijven of een eerste aanzet daartoe te doen. Belangrijk is om te beginnen vast te stellen wanneer het woord voor het eerst in het Nederlands is gebruikt. Het eerste voorkomen kan bijvoorbeeld worden opgezicht in de historische krantenbank van de KB of de historischekrantenpagina.

Lijst van gemelde woorden waarvan de etymologie ontbreekt:

aanmodderen

aanwijsbaar

aardigheid

abdominaal

achterland

adaptief

af en toe

afstompen, afgestompt

afval

akkerhoningklaver

alhambra

amaretto

apelazarus

apengatje (gewestelijk) koosnaam voor een kind; koek met roze gesuikerde onderkant

Arabisch, Arabier

architectuur

Ardennen

armlastig

autosomaal

avontuurlijk

babydoll

bariatrie

beangstigen

beautycase

bedeltje

beerput

begaafdheid

begenadigd

behappen

belatafeld

bemannen, bemanning

benutting

bermtoerisme

bewaarschool

binnenmoeder, binnenvader bestuurder van een wezen- of armengesticht

bittere eind

Blauwdotter inwoner van Noordwijk aan Zee

blog

bloempotkapsel

blohartig

boeggolver uit een vertrouwelijk psychologisch rapport( betrof een patiënt)

boeibord, een verticale plank langs de muur, vlak onder de dakrand (althans die betekenis geldt, voor zover mij bekend, in Zuid Holland).

bodemprocedure

bodystocking

boe-geroep

bolwassing

bonkaarde

bonker(tje) een korte duffelse jas, meestal zwart of blauw

borsthoning

blauwgraslandHer en der tref ik twee etymologieën aan. (1) De meest voorkomende is dat de term verklaard moet worden uit het gegeven dat aan de associatie veel planten met een blauwgroene bladkleur deelnemen, zoals Spaanse ruiter, Pijpenstrootje, Blauwe zegge, Tandjesgras en (schraal) Riet, zodat er een blauwgroene waas over de begroeiing ligt. Een zeer plausibele verklaring overigens. (2) Een andere etymologie is dat ‘blauw’ negatieve betekenissen kan hebben.

Breust (Breusj, brust, Brustem), een (plaats)naam

Brabant

Brits

buitengewoon

caryopteris plantnaam

casten

caucus, groep mensen met dezelfde politieke denkbeelden. Wikipedia vermeldt: Over de oorsprong van het woord caucus bestaan meerdere theorieën. Volgens sommige bronnen is het een Irokees woord dat 'vergadering van stamhoofden' betekent. Andere bronnen menen dat het woord uit het Latijn komt.

China

clownesk

conservatisme

constitutionalisme

convalescentie

crapuleus

cro-magnonmens

dagmaat, maat van een in een gebouw aangebrachte constructie, voor zover die in het gezicht komt, afstand tussen de dagkanten

dalgrond

damesvoetbal, vrouwenvoetbal

delusie

desinteresse

Dieze, riviertje, o.a. in Den Bosch

dijkgeschot bepaald soort (oude) waterschapsbelasting. Bij het ontstaan van de waterschappen rond de 13e eeuw moesten de landbezitters ieder, naar rato van het bezit, een stuk dijk onderhouden. Later werd dat fysieke onderhoud vervangen door het heffen van een belasting, het dijkgeschot

dikkedakken smullen, met smaak eten

dingtaal

disfunctie, disfunctioneel hoe is dit in het Nederlands terechtgekomen? Uit het Frans? Op etymologische gronden zou je eigenlijk de spelling dysfunctie verwachten, met het Griekse prefix dys- en de Latijnse stam func-, horend bij het werkwoord fungere. In de Nederlandse historische woordenboeken staat er niets over.

doodlopende straat

doortastend

drievuldigheid

drollenvanger bepaald soort broek

dubbelzinnig

duizendschoon

Dukenburg, de huidige naam van een in de jaren 60 gebouwde wijk van Nijmegen op het voormalige Landgoed Huis de Duckenburg bij Nijmegen uit de 17e eeuw. In Groesbeek bij Nijmegen is ook een gebied dat Dukenburg heet. Burg slaat volgens mij op burcht. Duken weet ik niet, maar omdat beide gebieden van oorsprong in de natuur liggen, zou het kunnen slaan op eenden, gezien de burcht op graaf? De adel? maar in hoeverre de engelse taal daarmee te maken had in de middeleeuwen ias mij niet bekend. Voorheen woonde ik op de Stollenbergweg op een stuwwal bij Nijmegen. Stolberg zou ook kunnen slaan op de adel, maar ik leid stollen meer af van een soort vulling van holten in de aarde gezien de stuwwal uit de ijstijd.

duurzaam

dwangbuis

echtbreuk

eekhoorntjesbrood (eetbare paddestoel, Duits: Steinpilze)

eenlobbig: Het botanische woord "eenlobbig", eenzaadlobbig, en "tweelobbig", tweezaadlobbig, ontbreekt in de etymologische lijsten. "Lob" (kraag, afhangende strook kant, klomp °1567) staat er wel in, maar ik zie het verband niet meteen. Vlaams botanist Matthias de L'Obel, de Lobel (Lille/Rijssel, 1538 - 1616), alias Lobelius, staat bekend als eerste om het onderscheid tussen beide te bestuderen. De overeenkomst van "lob" in zijn naam is eigenaardig. Of puur toeval?

Dat lijkt me toch echt toeval - de volledige term is 'zaadlob', en ik denk aan een afleiding van lob = kwab, waarschijnlijk bedoeld als leenvertaling van het internationale woord 'cotyledon' (van een Grieks woord dat zoiets als 'kopvormige holte' lijkt te betekenen). - Andre 7 sep 2011 17:29 (CEST)

eentje

eergetouw primitieve ploeg

eethoek

eigenrichting

emotief

engelengeduld

Engelse hoorn Ik heb vernomen dat de Engelse hoorn (een althobo) afkomstig zou zijn uit de Franse uitdrukking corps anglé: gehoekt lichaam, omdat het zo een grote hobo is. Dat zou dan in de uitspraak verkeerdelijk verbasterd zijn tot cor anglais, Engelse hoorn. Is dit zo?

epistemisch

expat

fatik in Vlaanderen: gevangene die in de gevangenis als speciaal, en begeerd, baantje heeft voedsel rond te brengen

feestvarken

felbegeerd

felicitatie

flessen oplichten

foeksen Gelders woord voor door elkaar hutselen, foeks = andijvie

fom dikke vrouw

gaardenier

gastrulatie, gelezen in een artikel over celmechanica in De Groene Amsterdammer

gebeiteld zitten

geboeid

gek als een deur

gekapperd in Gekapperde Kalfsvoet (arisarum vulgare), een plantje uit de aronskelkfamilie.

gekneist in de betekenis van: doorkneed zijn in. Ben je gekneist in het omgaan met het programma Exel, dan...

gelijkheid, gelijkwaardigheid

gentrificatie

gevankelijk

gifgroen

graf: zich omdraaien in zijn graf

griezelig

Gringo

Groningen

grootgrutter = eigenaar/ exploitant van een supermarktketen: in de jaren 1950 door Marten Toonder in zijn Heer-Bommel-strips gecreëerd personage Grootgrut ( handelaar in fijne comestibles: dus een dure kruidenier) als archetype/ karikatuur van de kleine middenstander; van deze naam afgeleid: jaren 1980: grootgrutter = Albert Heijn en later andere supermarktketens. "DE"Grootgrutter = nog altijd Ahold/ Albert Heijn.

grutter = oorspr. handelaar in grutterswaren ( gort, bonen, meel etc.) vandaar: kruidenier (19e eeuw); voor de etymologie kan verder naar het lemma: grut worden verwezen;

haal 'slag met een zwaard, pennenstreek'

haalbare kaart

hansaplast

haartje betoeterd, in: ben je een haartje betoeterd!

handlichting

heikneuter onbeschaafd, wat onnozel iemand

heerlijkheid zoals in de bijbel

heksenjacht

heksenketel

heksenmeester, duivelskunstenaar

heroïsch

heterotopie (Foucault)

hielstijf (hielstuk): in de jaren ‘40 en ‘50 werkte ik in de maatschoenmakerij en daar gebruikten we dat woord voor contrefort. Bij U heet dat hielstuk.

hoedje: zich een hoedje schrikken

hoefijzer

hofleverancier

hondenweer

hoogtezon waarom hoogte? NB. Duits is Höhensonne

horzik, hoorzik: op diverse plaatsen in Brabant kom je dit als wijk- of straatnaam tegen. Waar komt dat vandaan of wat is dat?

huzarenstukje

hypochonder

implementator

individualisme

inlegwerk

in spe

jaagpad

jarige Job

je-van-het

jodenlijm speeksel

jodenplint, joodse plint stukadoorsterm, bepaald soort plint

jodenvet speeksel; ook: bepaald snoepgoed, als bijproduct van de aardappelstroopproductie. Wil Sterenborg: jodenvet. Tilburg. Winkeltje in Tilburg. De zoete inval. Jodenvet = gemaakt van afvalproduct van de suikerbietenindustrie. Waarom jodenvet genoemd? Omdat het zo sterk was dat er van een afvalproduct nog geld gemaakt werd. Werd ook wel jodensuiker, jodenvergif of jodenbrokken genoemd. Maar is niet altijd precies hetzelfde snoep

jufferblok maritiem. Houten blok met 3 gaten waardoorheen lijnen worden geregen als onderdeel van een takel waarmee het staande wand wordt gespannen, de zg reep.

kaleiten, kalleiten, ruw bepleisteren van een muur met een mortelspecie.(Roeselaars)(Midden West-Vlaanderen)

kal(l)isj geven, harde trap tegen een bal geven. Vanwaar komt dit woord uit het Tiens dialect?

kamprechter

kassiewijle

katjesavond. Dit is de woensdagavond voor geliefden met een weekeinde-relatie. Op internet wordt deze term incidenteel gebruikt, ik ken hem van hier uit de buurt (gemeente Bronckhorst).

kavelingen

kernbom

kievitsboon

kift

kijkbuis

kiksaus

kleinkind

klootjesvolk. Ik heb altijd gedacht dat het woord "klootjesvolk" verband had met het grootgrondbezit. Een "kloot" aarde is het kleinste stukje grond wat je kunt bezitten, namelijk de kloot aarde waar je op staat, of de kloot aarde waar je huisje op staat. Meer grond bezit je niet. Misschien is het interessant om dat eens te onderzoeken.

  • 'Klootjesvolk' heeft al een pagina, daarom doorgestreept. Wel staan daar verschillende mogelijke verklaringen, dus als iemand nadere informatie heeft is dat natuurlijk nog altijd welkom. - Andre 8 sep 2011 09:38 (CEST)

klopjacht

kniptor

koekruid (Vaccaria hispanica)

koffiebroodje

kojangen Betekenis: slingeren van het schip. Kojang = 23 pikol. Hoe is het van gewichtseenheid tot werkwoord slingeren gekomen? (op meerdere plaatsen in deze betekenis gevonden)

Ik kan de betekenisontwikkeling nog niet verklaren, maar heb wel andere gegevens gevonden. "Kojang" is oorspronkelijk maleis kojan, de verschuiving -n -> -ng is door Europeanen gemaakt onder invloed van andere maleise woorden op -ng. Verder is de vergleijking 1 kojang = 23 pikol te simplistisch: Volgens deze pagina verschilt de waarde in verschillende delen van Zuidoost-Azië.

koppeltjeduikelen, koppeltjeduiken, kopjeduikelen, kopjeduiken, kopjebuitelen

koptelefoon

korenwolf

koukleum

krankjorem

kroonprins

kroonsteen

kuierlatten

[[kwakel] voetbrug, ook plaatsnaam

kwelgeest

lammergier

lampetkan

langszij

lazerusklep, hij heeft een mond als een Lazerusklep = hij praat aan één stuk door en weet niet van ophouden

leegloper

leplazerus (schrikken)

leuning: natte -, mijn neef heeft in de jaren 50/60 bij de holland amerika lijn gewerkt. ook zijn echtgenote heeft in de havens van rotterdam gewerkt (sealand/maerks). zoals zo vaak hebben veel beroepen zo hun eigen jargon: zeelieden, booreilandpersoneel etc. van hen vernam ik de volgende uitdrukking: "daar kan ik geen natte leuning van krijgen!" het hoe en waarom van deze uitdrukking konden zij (ook) niet uitleggen, anders dan "kan me niet boeien" of "moet ik daar nu enthousiast over worden?" etc. zegt deze uitdrukking u iets, waar komt ze vandaan, waarom nat, waarom leuning etc.

leven lang leren

levenslust

lik op stuk

Limburg

luizenleven

mafketel

mariadistel (Silybum marianum)

marlijn synoniem maikara: kleine soort zwaardvis.

mediocre

medisch

meerstal waterplas of meer in de hoge venen

meldplicht

mensenrechten

mitsdien

mnemonisch

moedeloos

monarchisme

moorddadig

moordegerst brabants, Vlaamse gaai, klapekster

moralist

naverwant

neonaticide

niche

nonnenvot bepaald gebak; een andere verklaring geeft http://nl.wikipedia.org/wiki/Nonnevot: Nonnevot (Limburgs voor de kont van een non. Soms: nonnenvot) of strik is een typisch Limburgs gebak(je) in de vorm van een lus met een losse knoop. Het gebakje komt oorspronkelijk uit Sittard, en wordt traditioneel met carnaval (Vastelaovend) of Nieuwjaar gegeten. Tegenwoordig vinden nonnevotten het hele jaar aftrek bij de Limburgse bakker. Nonnevotten bestaan uit meel, gist, melk, zout, boter, basterdsuiker en (zonnebloem)olie of reuzel, en worden gefrituurd. Het gebak is al zeer oud, want in 1676 werd het al aangeboden aan de Franse bevelhebbers die de stad Sittard wilden innemen. Waar de naam ‘nonnevot’ precies vandaan komt is niet geheel duidelijk, want er zijn verschillende verklaringen voor deze merkwaardige naam in omloop. Eén van deze verklaringen is dat de zusters Franciscanessen, die tussen 1600 en 1700 een klooster hadden in Sittard, dit frituurgebak gaven aan mensen, die lompen en vodden brachten waarvan de opbrengst voor de armen bestemd was. Een andere verklaring luidt dat de naam afkomstig is van de strik die nonnen vroeger op hun achterwerk (oppe vot) droegen. In Heerlen noemt men een nonnevot ook wel sjtrikke' of 'poeffele'. Dit moet nader uitgezocht.

liberalisme

lid in de uitdrukking een lid of zes. In een oud liedje over de Garnalenvisserij in Volendam kwam ik de uitdrukking 'een lid of zes' tegen. Het liedje heet: De Garrenkwak en de derde regel daarvan luidt: "Van Rijsendam tot het hoekje van de Nes, daar vang je bepaald een lid of zes. Kan iemand mij vertellen wat dit te betekenen heeft?

lieveheersbeestje

lijflied

loodgrijs

looptelefoon

luisterrijk

mañana

maus Gronings voor boerenkool

meelbiet bleek, melig, wellustig persoon

moekerig, nw-veluwe - Ermelo 'benauwd-warm, drukkend (van weer)'

module

mosselbank

motivatie

Nibelung

normenkader

nuver in Gronings 'lief/aardig/rein', in Fries 'raar/zonderling'

ochtendkrieken

oelebord, ulebord, uilenbord, klein driehoekig raam van een dakschild

oersoep

offshore

okkeloen oen

oldtimer, 'bijzondere, oude auto' (ook in het Duits) (Eng.: vintage car, veteran car)

olieslaan

omhooggevallen

omschot

onbeschroomd

ondernemer

onderrichten

onderwijs

onderzoek, onderzoeken

onfortuinlijk

ongerijmd

onontbeerlijk

ontboezeming

ontluisterend

ontsluiten

ontspruiten

ontsteken

oostenrijker Noord-Hollands voor 'meevaller'; ik heb eens gehoord (weet helaas niet meer waar precies) dat dit te maken zou hebben met de verblijven van keizerin Sisi van Oostenrijk in Scheveningen. Die plaats was toen nog niet zo bekend en rijk als vandaag. Wie een van de talrijke mensen die de keizerin op haar reizen begleidden, onderdak mocht geven, kon op die manier geld bijverdienen en had dus een meevaller.

op is op

openbaring

opjutten

ophoepelen

opletten

oplichting, oplichten, letterlijk: 'licht geven' en 'bedriegen'

oplossing

opperwezen

oprapen

opschieten

[[opvatten] en opvatting

otolietorgaan

overdrachtelijk

overleggen

overmand

overstapcoach

overtuiging

overvleugelen

paashaas

pabbezail (Tiens dialect), komt waarschijnlijk van rabechas (solde) in het Spaans. Het woord wordt vaak gebruikt in deze streek voor rommel maar ook voor slecht volk. In Glabbeek bij Tienen is er trouwens een veldslag geweest tegen de Spaanse legers en treft men nog Spaanse familienamen aan zoals Vica. Tienen ligt in Vlaams-Brabant tussen St-Truiden en Leuven.

paletti: in een Oeteldonkse uitdrukking ‘Alles paletti’ (alles okay). Zelf vond ik (http://li.wikipedia.org/wiki/Alles_paletti): Alles paletti is verwaant an pleite, dat in 't Nederlands weg of verdwenen betekent en via 't Jiddische pleta dat vlucht betekent en 't Bargoens in 't Nederlands is kaome. 't Jiddische waoërd gèèt truuk óp 't Hebreeuwse p'leta dat redding en överbliefsel betekent. 't Duutsje waoërd pleite of Pleite, gèèt direc truuk op 't Hebreeuws en betekent bankroet. Alles paletti is mèt die betekenis verwaant en betekent dan ooch dat me gódsedaank nog ènniges haat wete te redde van d'r bankroet.

pandoering = Vlaams, pak slaag, aframmeling, ook figuurlijk; voorbeeld laatst op de BRT-TV: Feyenoord bekwam te Eindhoven op het veld van PSV een ware pandoering: 10-0). Iemand een “pandoering” geven lijkt mij te maken hebben met de pandoeren (Hongaarse? soldaten)die wellicht onder het Oostenrijks bewind ook in de Zuidelijke Nederlanden gelegerd waren. Hadden die een slechte reputatie, of komt het van het gelijknamige kaartspel? Volgens http://www.encyclo.nl/begrip/pandoering en de Wikipedia is het van pandoer afgeleid, welk woord er wel in staat.

parasitair

parelmoervlinder

penningmeester

pervasief

piezewieter = regenworm, gebruikt in Sint Jansteen Zeeuws Vlaanderen

Piggelmee

pinnig

plaaggeest

platteland

pleischaal , waarvan het synoniem parallelliniaal is. In 'Onze zeilvissloepen', geschreven door Frans Bly wordt het woord geschreven als peilschaal, doch dit is waarschijnlijk een zetfout. De algemeen gangbare term in de zeevaart is pleischaal. De meeste uitvoeringen ervan bestaan uit twee latten die parallel aan elkaar kunnen verschoven worden. Op de zijkanten van de lat is ofwel een graadverdeling of een verdeling in 32 kompasstreken aangebracht. Het toestel is dus een soort gradenboog dat dient om koersen of peilingen in de zeekaart te brengen.

pleverkoek, pleverkouk (Gronings) 'eierkoek'; wellicht van ‘palaveren’ (zie palaver), dat afkomstig is uit Portugal? Veel Portugese Joden zijn uitgeweken naar de Nederlanden. In het Gronings dialect wordt een eierkoek pleverkoek genoemd. Het is volstrekt onduidelijk waar dat woord vandaan komt. Prof Wout van Bekkum (hoogleraar Semitische talen) suggereert dat het woord plever afkomstig zou kunnen zijn van het woord palaveren. Na afloop van een begrafenis werd met name in de provincie Groningen een eierkoek geserveerd en werden brede palavers gevoerd. Met name de stad Groningen en Winschoten hadden grote Joodse gemeenschappen, zodat invloed van Portugese Joden verondersteld mag worden.

plunjebaal

podding De herkomst en verspreiding van het woord podding, synoniem aan pudding, interesseert mij al sinds begin jaren ‘60. Mijn moeder (1915-1976) mocht als dochter van de dorpsdokter van Hummelo (Gld) speelde begin jaren ’20 wel eens bij een vriendinnetje uit de lokale adellijke familie Van Pallandt in kasteel Keppel en mocht wel eens blijven eten. Daarbij leerde ze dat “pudding” niet het gepaste woord was. Dat was “burgerlijk”. Het hoorde “podding” te zijn. Begin jaren ’60 verscheen op mijn (°1944) middelbare school, het Koninklijk Atheneum in Berchem-Antwerpen, een nieuwe “studiemeester”. Een dertiger, omvangrijk in gewicht, die zijn oprechte best deed om onze sympathie te winnen. Op een regenachtige dag nam hij dan ook enthousiast deel aan een voetbalwedstrijd (leraren tegen leerlingen als ik me goed herinner). Het veld was glad door de regen. Bij een run op de bal ging hij dan ook onderuit en door zijn massa schoof hij een tiental meter op zijn zitvlak over het grasveld, gelijk een gelatinepudding uit een tekenfilm van Tom en Jerry. Zijn bijnaam ontstond spontaan ter plekke, in het Antwerpse dialect: “de Podding”. De site www.vlaamswoordenboek.be vermeldt podding ook als het Antwerpse dialectwoord, maar tevens als het woord voor broodpudding in Aalst en Brussel, met een variant poting in West Vlaanderen. Broodpudding is ook bij Indische Nederlanders en Indonesiërs bekend als podding rotti, podding roti of poding roti (beide o’s als in pot uitgesproken). Roti is het Indonesische woord voor brood en niet synoniem aan Surinaamse roti (die uit India stamt). Poding is het Indonesische woord voor pudding volgens de Kamus Indonesia-Belanda op mijn pda. Dat woorden uit het Zuiden van ons taalgebied het langst bleven hangen bij de adel (en hogere burgerij) in Nederland heeft mij nooit verbaasd. Zij wisselden het Frans in voor een taal die gevormd was in het 16e -17e eeuwse Brabant en Vlaanderen. Hoe oud is de pudding eigenlijk als gerecht? Misschien was de eerste pudding inderdaad een broodpudding.

polohemd, verkort tot polo. Ook polojurk en polokraag.

postbus

preekstoel, ook als aanduiding van een deel van de railing (op de boeg) van een zeiljacht

presbyacusis

pressie

pret in de uitdrukking Dat mag de pret (of pet) niet drukken. Volgens mijn man is de uitdrukking dat mag de pet niet drukken omdat in vroeger tijden lijfeigenen de pet moesten afnemen voor hun meerderen. Uit protest namen zij de pet niet af, maar drukte alleen de klep naar beneden. Hij heeft deze verklaring ooit ergens gehoord/gelezen, maar we hebben het nooit meer kunnen vinden in boeken met uitdrukkingen en gezegden etc.

Prinsjesdag

procureursspek mager, doorregen spek dat op de boterham gegeten wordt

producent

profetenbrood Wij kochten gisteren in Burgh-Haamstede 'profetenbrood' - gemaakt volgens een klassiek recept - wat is de oorsprong van deze benaming?

projectie

pruimentijd: tot in de -

raap in de uitdrukkingen de rapen zijn gaar en recht voor zijn raap.

radicalisme

reeuws wellustig

reflectie

resiliëntie

retinoscoop

revendicatie

ribo- in ribosoom, ribose, riboflavine

ridderzwam

rijsbes (Vaccinium uliginosum)

ringvinger

Rokin

rossig

rozig

rupsband

rustplaats

saamhorigheid

saboteur

Saks, Saksisch

sahara

salderen

sapperdeflap Pipo de Clown

saur Ik ben al een hele tijd op zoek naar de herkomst, onstaan, betekenis van het woord saur. Het is de benaming van een klein gebied in het dorp Sevenum, Limburg. Op oude kaarten staat het ook wel genoemd in combinatie met andere gebiedje het most, dit wordt dan Saurmoost. Door het gebied loopt een straat die saardijk heet. Ook is er in de regio een een viaduct wat zaerderheide heet. De herkomst van de naam Sevenum wordt afgeleid van het feit dat er zeven boerderijen een gehucht vormden. (Zeker is dit echter niet). In het dialect wordt Sevenum ook wel uitgesproeken als Zaerum. Kunnen de woorden saur, saar, zaer een gemeenschappelijke betekenis hebben? Lang heb ik gedacht dat saur gewoon zuur betekent todat ik het een keer probeerde op te zoeken en tot mijn verbazing nergens terug te vinden is.

Scandinavië

schaambeen

schaverdijnen, een verouderd synoniem van "schaatsen op ijs"

  • Wellicht verwant met 'scheuvelen', wat een Gronings woord voor schaatsen is? Zie [1]
  • In het verleden ook "schuiverdijnen" en "schuiverduinen" - wellicht verwant aan schuiven, maar het tweede deel is me dan nog steeds een raadsel.

scherpzinnig

schieter schietplank van de bakker

schompes, in: zij kunnen het schompes krijgen; zich het schompes lachen, schrikken, zich te barsten lachen, schrikken (NB. Ik ben rond 80 jaar en kwam dit woord vaak tegen in mijn jeugd in mijn geboortestad Den Haag. Het lijkt mij dan ook een typisch woord uit het westen van ons land, met name Den Haag en Rotterdam. In de Achterhoek (Gld) waar ik sinds 1974 woon, heb ik het nog nooit gehoord of het was van een import Achterhoeker.]

schompes zich te schompes werken, lachen

schoolslag

sclerotium

sedatie

signaleren

sinken: Het in onze regio Meetjesland wordt het woord sinken regelmatig gebruikt in de betekenis van onnozelheden, bijkomstigheden, overbodigheden. Voorbeelden: met al zijn/haar sinken.

slaggaard stok, met enkele merktekens, waarmee men kan bepalen of het vaarwater nog voldoende diepte heeft.

sleehak

smeltkroes

soemel (antwerps): teil

Spaans in de uitdrukking Spaans benauwd. Komt dit van: In spanje is het erg warm of ligt de herkomst verder weg? Zeg maar toen Nederland bezet werd door de spanjaarden en als de spanjaarden bv aan de deur klopten de mensen in huis het Spaans benauwd kregen?

  • Op het internet heb ik in elk geval twee verklaringen kunnen vinden. De eerste is inderdaad uit de tachtigjarige oorlog, maar dan met de Spanjaarden als lijdend voorwerp van het benauwen (door Willem van Oranje), de tweede is dat het is afgeleid van de Spaanse griep, de grootste griepepidemie uit de geschiedenis in 1918-1919. Wie zoekt dit verdeer uit?

spanningsboog

spillemaag

spitsburger

spoorstaven

spragen, westfries 'zonnen'

stamboom

starnakel in de uitdrukking starnakel zat (straal bezopen)

stedebouw

steenkolenengels

stemming

stipstamp, stimpestamp stamppot rauwe andijvie

stootgaren, wordt gebruikt bij het op vertrek melden van zeeschepen. Ik lig op stootgaren. dwz ik sta op het punt van vertrek, nog enkele trossen vast maar klaar om los te gooien.

stoutmoedig

striduleren

strijder

stroopsoldaat 'iem. die precies doet wat de baas zegt om er beter van te worden'

struikelblok

suburbanisatie

supermaan

tachoschijf

tauw, tauwlaag, tau Zuidwest-Limburgse term: harde kalkbank ontstaan door verkitting van een kalksediment in een vroeg stadium na afzetting, gedurende een fase van lage sedimentatiesnelheid. Het is een laag die zich kenmerkt door een grotere hardheid dan de boven/onderliggende lagen kalksteen. Lokaal mergel genoemd. Een andere benaming is Heerd (heerdlaag).

tegenwoordigheid: -- van geest

tegoed

terril een Vlaams woord voor een steenberg bij een koolmijn. We hebben het geleend bij onze Waalse landgenoten, die voor ons steenkoolmijnen en dus steenbergen hadden. Het is dus oorspronkelijk een Waals of Belgisch-Frans woord, afgeleid van terre. In het Engels is het spoil heap, in het (Brits) Engels is ook: (colliery) spoil tip.

teringwijf

theedoek

tijdelijk geheugenverlies, of tga

tijdgeest

toestendig = behorende aan, vooral Oost-Nederlands

toewijding, toegewijd

toverhazelaar

transparantie

tweelingziel

Uilenburg, Uylenburg, Uulenborg, deze benamingen komen in meerdere steden voor

uitbreiden

uiteraard

uitleven

uitnutten

uitscheiden ophouden

vakterm

valstrik

vandiktebank houtbewerkingsmachine

velddief(stal) steler (het stelen) van gewassen of vee van het veld

ventweg

verbinden

vergadering

verheerlijken

verhelpen

verjongen, in de betekenis van dunner worden, schuin aflopen, in omvang of gewicht afnemen zoals bij zuilen of voorwerpen, komt het woord wellicht van het Duits verjüngen met dezelfde betekenis.

verkoeverkamer

verlaat, het verlaat: Is dit woord niet afgeleid van een kleine donkere diepe ruimte ( alleen met ladder bereikbaar ) in het kasteel van ( landheer of koning ) , waar gevangenen in werden gehouden? Men waande zich daar in die kleine donkere stille ruimte echt alleen op de wereld, 'verlaten'.

De afleiding in de etymologiebank (van een ander Mnl. werkwoord "verlaten" = (onder andere) overgieten) lijkt me eerlijk gezegd logischer. - Andre 14 sep 2011 17:22 (CEST)

verlatingsangst

verlustigen

vermanen

verneukeratief

verruwing

verstekeling

verzoenen

Vlaams, Vlaanderen

vlootschouw

volatiel in financiële berichten

voldingen beslissend bewijzen

voorgoed

vortex

vossenbes

vrijwel

wallebakken fuiven, boemelen

waterpomptang

waterschap of hoogheemraadschap. Wanneer is deze naam voor het eerst aan dit eerbiedwaardige college gegeven?

wc-eend

weddelken, een houten blokje, dat rond een spijker of schroef kon draaien en waarmee men de deuren van bijvoorbeeld een keukenkastje sloot.

weerborstel

weerhaan

weerkaatsen

weerkleed in de betekenis van kopie of afschrift

weesfiets

welletjes: het is --

wetmatigheid

wichelroede

wijnstok

witwassen

wuiten meerkoet

zachtmoedig

zedenpreker

zeekraal

zegekruid Ik heb wel een idee waar de verklaring gezocht moet worden. De wetenschappelijke naam van de plant luidt: Nicandra phylodes. Volgens De Kinder, G.- 2009 ABC van het plantenlatijn. Melle (eigen uitgave) is de etymologie hiervan: Nicandra →nike + andros = overwinnaar der mensen = de naam van een Griekse dokter uit 275 v. Chr. Physalodes → physales = (lijkt op) lampionplant = opgeblazen (vrucht). De naamgever van de Nederlandse naam heeft simpelweg de vertaling van het eerste deel van de wetenschappelijke geslachtsnaam voor de Nederlandse soortnaam gebruikt. Dat levert een raadselachtige en au fond inadequate naam op.

zelfgenoegzaam

zelfportret

zielsveel

zoenoffer

zoetgevooisd

zuipschuit

zwaardlelie

zwitserland